1. TRADITIONELE
ELEMENTEN BIJ EEN 20E EEUWSE SCHUUR AAN DE STRANDWEG TE KOUDEKERKE
Na 1650 nam vrijwel overal
de bedrijfsgrootte van boerderijen toe en kwam er, ten opzichte van de voorgaande
periode, een behoefte aan grotere schuren . Door de handel over zee
met veelal Scandinavische landen kon Noors grenen in grote afmetingen worden
ingevoerd waardoor grotere (langsdeel)schuren gebouwd konden worden met
meerdere dwarsdelen. Hierdoor konden deze schuren voor meer uiteenlopende
doeleinden worden gebruikt.
De schuren werden in deze tijd op Walcheren nog veelal met riet of stro
gedekt en met houten gepotdekselde planken betimmerd. Ter verduurzaming
van de houten delen werd er teer (afkomstig uit de scheepvaart) op de houten
planken gesmeerd waardoor het karakteristieke zwarte uiterlijk van de schuren
ontstond. Ter verduidelijking werden er witte randen op de schuur aangebracht.
Op Walcheren werden traditiegetrouw de mendeuren en luiken van een boerderij
groen geschilderd. De mendeuren hebben alleen op Walcheren twee raampjes
en vaak een extra loopdeur, ook wel klinket genoemd. Hierdoor kan naar binnen
gestapt worden zonder de grote deuren te openen. Boven de mendeuren is vaak
de rieten dakrand wat opgetild zodat hoge wagens makkelijk naar binnen konden
rijden. Aan het aantal mendeuren in een schuur kon vroeger de welvaart worden
afgemeten. Elke mendeur in een schuur stond toen voor het bezit van ongeveer
10 hectare grond.
De overstekken van de traditionele Walcherse schuren zijn op de kopgevels
voorzien van zwart of groen geschilderde windveren met barokke versiersels
en op de nok vaak een 'makelaar', die van symbolen is voorzien en zodoende
iets over de eigenaar van de boerderij vertelt. Een veel terugkomend teken
is het hartje. Dit teken werd in de makelaar en veelal in het metselwerk
verwerkt. Het stond symbool voor de wens van een groot en gezond gezin,
een grote en gezonde veestapel en een goede oogst.
Het woonhuis veranderde in de zeventiende eeuw van opzet. Het woonhuis met
de entree op de kop, werd na 1650 op Walcheren gaandeweg vervangen door
het 'Zeeuws-Vlaamse' type, dat wordt gekenmerkt door een dwarsindeling.
In het midden van de lange gevel bevindt zich de voordeur met bovenlicht
(voorzien van levensboom) met aan elke zijde één of twee ramen.
Achter de gevel bevinden zich drie vertrekken, met in het midden de gang,
daarnaast de keuken en het woonvertrek en aan de andere kant de kelder en
opkamer.
In de periode na 1800 veranderde de opzet van boerderijen verder, waarover
later meer. Hier worden
eerst nog enkele boerderijen beschreven uit de periode 1650-1800 welke een
vermeldenswaardige ontwikkeling hebben doorgemaakt: Moesbosch,
De Vijgeter,
Middelburgsestraat
126, Groeneweg
2 en Zwaanweg
7.
Het agrarische grondgebruik
bleef in de periode 1650-1800 vrijwel onveranderd: Het besloten karakter,
dat in de loop der eeuwen op Walcheren was ontstaan door de vorming van
meidoornhagen op de perceelsgrenzen, werd door de bouw van de buitenplaatsen
en de omringende bomen verder versterkt. Er ontstond een landschap met coulissen,
afgewisseld door open poelgebieden met weilanden voor vee en beplante kreekruggen
voor kleinschalige landbouw.
Feit is, dat er door de aanleg van de vele buitenplaatsen
een culturele waarde is toegevoegd aan het, tot die tijd, nog vrij traditionele
agrarische landschap. Lees
verder.
2. BEPLANTING AAN DE
TER POORTE WEG (FOTO: 29-09-2002)
bronvermelding:
tekst: Sjoerd de Nooijer
afb. 1 en 2: Sjoerd de Nooijer
geraadpleegde bronnen:
- Cruyningen, P.J., van., Boerderijbouw in Zeeland, van de tiende tot de twintigste eeuw, Utrecht, 2002
- K. Bos en J.W. Bosch, Landschapsatlas van Walcheren, Inspirerende sporen van tijd, Koudekerke, 2008
- www.zeeuwengezocht.nl
toelichting afbeelding 1:
foto bij weiland aan de Ter Poorteweg, gemaakt op 29 september 2002.