Na de ineenstorting
van het Frankische Rijk en de rooftochten van de Noormannen, die Zeeland
hierna teisterden, groeide de drang bij de bevolking om zich beter te beschermen.
De vroege burgen, die hiertoe op Walcheren werden gebouwd herinneren hier
nog aan. De meeste versterkingen bestonden uit opgeworpen bergjes met wellicht
in enkele gevallen ook een houten toren.
Ze waren doorgaans
in eigendom van lokale ambachtsheren, die hun verworven bezit tegen plundering
wilden beschermen. Na verloop van tijd werden bij bergjes zogenaamde 'heerlijke
huizen' gebouwd. Deze werden vanaf de dertiende eeuw echter ook met steen
gebouwd en worden aangeduid als 'steenhuizen'. Steen was in deze tijd een
luxe product waarvan het gebruik niet altijd was toegestaan. Dit was alleen
voor rijke ambachtsheren weggelegd. De huizen van de gewone bevolking bestonden
nog voornamelijk uit leem of hout.
De naam slot, burcht of kasteel werd vanaf deze tijd aan enkele van deze
'steenhuizen' toegekend. De oorsprong van deze bouwwerken ligt in het archetype
van de ronde stenen woontoren. Later is hieruit de vierkante en veelhoekige
toren ontstaan en volgden meer afgeleide typologieën.
Zeeland kende
een relatief groot aantal kastelen, welke waren ontstaan door de strategische
ligging op de grens van de machtsgebieden van de Hollandse en Vlaamse graven.
De Zeeuwse eilanden waren in de Middeleeuwen van groot belang voor de graanproductie
waardoor zowel Hollandse als Vlaamse graven hun invloed hier wilden vergroten.
Beide partijen probeerden de Zeeuwse ambachtsheren voor zich te winnen waardoor
deze zich geleidelijk steeds meer macht en rechten hadden toegeëigend.
Vermoedelijk heeft graaf Floris V door zijn contacten in Engeland een rol
gespeeld bij de verspreiding van de kennis over de kastelenbouw en zag hij
hierin voordelen voor het uitbreiden van zijn grafelijke macht in Zeeland.
De kastelen waren niet uitsluitend het eigendom van een ambachtsheer, ook
de Hollandse en Vlaamse graven en enkele bisschoppen hebben kastelen laten
bouwen. In Zeeland zijn echter de meeste kastelen gebouwd ten behoeve van
de ambachtsheerlijke adel, in met name de late twaalfde en vroege dertiende
eeuw. In de regel werden ze gesticht in de buurt van een oude vliedberg.
Voor de bouw van een kasteel, een gracht en het bouwen van ophaal- of valbruggen
was wel grafelijke toestemming nodig. Als met de bouw van het kasteel ook
het grafelijk bezit beter kon worden beschermd werd er door de graaf soms
ook materiële steun toegekend. Tot het midden van de veertiende eeuw
werden zo diverse kastelen opgericht tot het moment dat het buskruit werd
uitgevonden en dergelijke versterkingen niet meer voldoende bescherming
boden.
In tegenstelling tot de grafelijke kastelen, woonde het merendeel van de
ambachtsheren op Walcheren in 'steenhuizen' van een bescheiden allure. Deze
huizen dienden ook een ander doel en waren daarom anders van opzet. Ze waren
veel meer verweven met het agrarische bedrijf dat vaak onderdeel uitmaakte
van het kasteel. Het kwam ook voor dat ambachtsheren hun kasteel na de bouw
overdroegen aan de graaf, die het dan weer als 'onversterfelijk leen' terugschonk.
De bevolking waarvoor de ambachtsheer verantwoordelijk was kon, in tijden
van nood, zo bescherming zoeken en betaalde in ruil voor die veiligheid
met dienstenverlening aan de ambachtsheer.
3. LUCHTFOTO
BUITENPLAATS DER BOEDE
Tenminste twee
oude 'steenhuizen' van allure stonden in de ambachtsheerlijkheid Koudekerke.
Ter Hooge en Der Boede kennen hun oorsprong in de twaalfde en dertiende
eeuw en worden sinds die tijd aangeduid met de term kasteel of slot. Beiden
zijn in latere periodes omgebouwd tot fraaie buitenplaatsen waarbij het
aangename verblijf boven de beschermde functie van het kasteel werd gesteld.
Onder een buitenplaats verstaat men de eenheid van een historisch landhuis
met de bijbehorende bijgebouwen, waterpartijen, tuin en park. Soms is een
buitenplaats de kern van een uitgebreid landgoed, soms is er alleen maar
sprake van een huis en een tuin. Naast Ter
Hooge en Der
Boede bestonden er nog enkele vroege buitenplaatsen, die weliswaar niet
uit een oud middeleeuws kasteel zijn voortgekomen, maar later wel naar die
stijl zijn opgetrokken. Deze vroege buitenplaatsen zijn Lammerenburg,
Steenhove,
Zwanenburg
en Paauwenburg.
Lees verder.
Een overzicht van latere buitenplaatsen uit de periode 1650-1800 staat hier.
bronvermelding:
tekst: Sjoerd de Nooijer
afb. 1: google maps
afb. 2: Sjoerd de Nooijer
afb. 3: google maps
geraadpleegde bronnen:
- Hartog, E. den, C.E. Heyning [red.] et al, jaarboek 2006-2007, Aspecten van Zeeuwse Buitenplaatsen, Kastelenstichting Holland en Zeeland, Haarlem, 2008
- Broecke, J.P. van den,
Middeleeuwse kastelen van Zeeland, Delft, 1978