Logo koudekerke.info
voor 600 | 600-1200 | 1200-1650 | 1650-1800 | 1800-1850 | 1850-1900 | 1900-1940 | 1940-1944 | 1944-heden
algemeen
religie
boerderijen
buitenplaatsen
- der boede
- ter hooge
- lammerenburg
- steenhove
- zwanenburg
- paauwenburg
- westerwijk
- grooten boomgaard

veldnamen
molens
grondgebruik
kustzone
buitenplaats Paauwenburg te Koudekerke
Buitenplaats Paauwenburg
 
fragment kaartvan Loon 1664, met aangifte van buitenplaats Paauwenburg te Koudekerke
1. HOF PAAUWENBURG LIGGEND TUSSEN SWANENBURG EN LAMMERENBURGH OP FRAGMENT ATLAS VAN LOON 1664
Lusthof Paauwenburg lag in de zeventiende en achttiende eeuw tussen zijn ‘grote broers’ Swanenburg en Lammerenburg in. Het grondgebied grensde zelfs aan dat van Lammerenburg. Sinds de herindeling van 1966 is dit gebied van de gemeente Vlissingen, maar destijds maakte het deel uit van de heerlijkheid Koudekerke. Voordat er überhaupt sprake was van een buitenplaats met de naam Paauwenburg stond er op deze plek, in het zogenaamde ‘Oplandtmuelen block’, wel al een hofstede met een landhuis. Deze lagen, om precies te zijn, op het stuk plantsoen dat nu tegenover het huis aan de Thorbeckelaan 38 te Vlissingen is te vinden. Voor zover te traceren, weten we dat vóór 1585 ene Jan Leunis ’Vlaminck’ hier zijn land bewerkte. Tussen 1574 en 1585 moet Bartholomeeus Jans de hofstede van hem hebben gekocht. Daarnaast nam hij van hem ook grond over in Oud-Vlissingen.

De zoektocht van Jaco Simons naar de grondlegger van ’Paauwenburg’, was beslist geen eenvoudige. Er bleken meerdere personen naar de naam Bartholomeeus Jans te luisteren. En dat is logisch: Bartholomeeus was vroeger veel voorkomend, om maar te zwijgen over Jans ofwel ’de zoon van Jan’. Het document dat uitsluitsel geeft is een zogeheten schepenakte uit 1603 waarin naast de in Koudekerke overleden Bartholomeeus Jans, ene Pieter Jans wordt genoemd. Pieter bleek Bartholomeeus’ broer te zijn, die op dat moment heer van Sint Janskerke was. Om het vermoeden te kunnen bevestigen dat de grondlegger van ’Paauwenburg’ zijn oorsprong in Sint Janskerke zou hebben gehad, moest de uit 1584 stammende ’Overloper’ (een soort belastingregister) van de zogeheten Vijfambachten van Walcheren - waar Sint Janskerke onder viel - uit de archieven worden gehaald. En inderdaad, in dat eeuwenoude boekwerk treffen we Bartholomeeus Jans. Hij heeft nog slechts een klein stukje land in bezit in zijn voormalige woonomgeving. Bartholomeeus had immers in een eerder stadium het gehucht verlaten. ’Jans’ verwijst simpelweg naar ’de zoon van Jan’.

In de zestiende eeuw bestonden geen officiële achternamen. Er werd achter je voornaam vermeld van wie jij een zoon of dochter was. Omdat er op die manier veel mensen waren met dezelfde naam, werd regelmatig een extra (bij)naam toegevoegd. Die toevoeging kon zijn naar plaats, beroep, uiterlijke kenmerken enzovoort. Bartholomeeus Jans werd circa 1555 geboren, waarschijnlijk in Sint Janskerke. Hij moet in een vooraanstaande familie zijn grootgebracht, vooral omdat zijn oudere broer Pieter Jans ambachtsheer en daarmee de meest invloedrijke persoon van Sint Janskerke was. De reden voor Bartholomeeus reeds vermelde vertrek uit Sint Janskerke lijkt duidelijk. In de periode 1572-1574 werd er op Walcheren een guerrilla-achtige strijd gevoerd tegen de in ons gebied heersende Spanjaarden. De opstandelingen waren succesvol en kregen het voor elkaar om het Spaanse gezag te verdrijven, maar lieten de dorpen in verwoeste toestand achter. Voor een aantal dorpen, waaronder Sint Janskerke, betekende dit het einde van een volwaardig bestaan. Gezien de onzekere toekomst vertrokken de bewoners naar elders. Uit de Overloper van de Westwatering, uit 1585 blijkt dat Bartholomeeus de hofstede, in het Oplandmolenblock in Koudekerke, van Jan Leunis ’Vlaminck’ heeft gekocht. Dit moet tussen 1574 en 1585 zijn gebeurd.

Bartholomeeus Jans huwde de Koudekerkse Mayken Andries. Samen kregen zij twee kinderen. In 1603 overleed hij. We lezen in de genoemde schepenakte over ”landthuys ende hofstede”. In het laatste kwart van de zestiende eeuw had Bartholomeeus zijn gekochte onroerende goederen uitgebreid. Er verrees vlakbij het bestaande boerenhuis een groter pand, een ”landthuys”, waarin hij met zijn gezin ging wonen. Of we het geheel als echte buitenplaats kunnen beschouwen, is de vraag; in elk geval wel een voorloper ervan. Wat de omvang was van dat landhuis is niet bekend.

Na de dood van haar man vertrok weduwe Mayken naar Oud-Vlissingen. Dat deed zij om de weg vrij te maken voor haar schoonzoon en tegelijkertijd neef Huyge Andries. Mayken bleef - door eigenaresse te blijven van het grootste gedeelte van de omliggende landerijen - nog een aantal jaren een flinke vinger in de pap houden. In 1607 is Mayken mogelijk hertrouwd, want zij verhuisde van Oud-Vlissingen naar de Weststrate in Vlissingen. Die straat bestaat nog steeds en kunnen we vinden tussen de Westpoortflat en de Spuistraat. Huyge Andries was getrouwd met Neelcken, een dochter van Bartholomeeus en Mayken. Neelcken heette dus eenvoudigweg Neelcken Bartholomeeus(dochter). Erg lang heeft Huyge niet van zijn bezit kunnen genieten, want aan het begin van het jaar 1608 liet hij het leven. Voorlopig ging zijn weduwe Neelcken de scepter zwaaien over het landgoed.

Een dochter van Huyge en Neelcken was Andriesken Huygens (het moge duidelijk zijn dat inventiviteit in het verzinnen van namen in die tijd niet aan de orde was). Zij trouwde met Simon Heyndricx uit Biggekerke en nam het landgoed over. De erfgenamen van Huyge Andries en Neelcken Bartholomeeus besloten in 1611 om Simon te kwiteren voor wat betreft de roerende en onroerende goederen. Dat betekende dat men hem vrijstelling verleende om het landgoed over te nemen. We vinden in dit geval dan ook geen ’transportakte’, waarin de (ver)koop werd bezegeld. We kunnen stellen dat Simon met zijn neus in de boter was gevallen.

De interesse van Simon Heyndricx lag bij de waterhuishouding van Walcheren. Hij was daar 22 jaar beroepsmatig actief. In 1620 werd Simon aangesteld tot gezworene van de Westwatering van Walcheren. Deze bestuurlijke functie bekleedde hij maar liefst negentien jaar, waarna hij nog een drietal jaren dijkgraaf was. Samen kregen Simon Heyndricx en Andriesken Huijgens de zonen Huyge en Jacob en een dochter, Neeltje. Of beide Oost-Souburgers Jan Simon Heyndricx en Adriaan Simon Heyndricx ook tot dit gezin behoorden, wordt nergens bevestigd. Zijn vader Simon was vanaf 1636 overigens voor de helft eigenaar geworden van Huyge’s hofstede. De reden daarvoor is niet bekend. In dit verhaal is vooral Simon’s zoon Jacob van belang, omdat hij circa 1644, na het overlijden van zijn vader, de verantwoordelijkheid kreeg over het Koudekerkse landgoed.

Jacob Simon Heyndricx werd rond 1620 in Koudekerke geboren en trouwde met Mayken Jacobs. In het lidmatenboekje van Hervormde Gemeente van Koudekerke lezen we dat het echtpaar op 3 februari 1646 lid werd. Jacob werd ”aengenomen met belijdenis” en Mayken werd ”aengenomen met attestatie”. Dat laatste betekende dat Mayken als nieuw lid van de kerk in Koudekerke werd ingeschreven met een bewijs van lidmaatschap van een andere gemeente op zak. Voor wat betreft de carrière van Jacob stuiten we op weinig verrassingen. Hij trad in de voetsporen van zijn vader. Van 1650 tot 1664 was hij gezworene van de Westwatering van Walcheren en besloot zijn loopbaan als dijkgraaf, van 1664 tot 1668. Een jaar voor zijn afscheid van de Westwatering betrok Heyndricx samen met zijn vrouw een pand in de Slickstraet (Slijkstraat) in Vlissingen. Het landgoed werd aangehouden als zomerverblijf. Strikt genomen, kunnen we dus vanaf 1667 spreken van een buitenplaats, in de juiste betekenis van het woord.

Na Jacob’s overlijden bleef zijn weduwe Mayken nog tien jaar lang eigenaresse van het landgoed. Zij hertrouwde met predikant Andreas Snepius of eigenlijk Andrew Snype. De naam van de Schotse dominee had een Latijns tintje gekregen. Snype was tussen 1664 en 1686 voorganger van de Schotse gemeenschap in Veere. Mayken ging in 1681 heen. De verkoop van het landgoed in Koudekerke op 28 maart 1681 aan Willeboort du Bon betekende het einde van het tijdperk Heyndricx, dat ongeveer 70 jaar had geduurd.
 
fragment kadastraal minuutplan Koudekerke, met aangifte van de hofstede paauwenburg te Koudekerke   De eerste vermelding op een landkaart verschijnt halverwege de zeventiende eeuw. Zowel Christoffel Bernards, op zijn Kaarte van het Eyland Walcheren uit 1641, als Nicolaas Visscher/Zacharias Roman, op hun Walcherenkaart uit 1655, tekenen de buitenplaats in. We zien dan een boomgaard en schematische bebouwing waarvan mag worden aangenomen dat deze van bescheiden omvang is als deze wordt vergeleken met de symbolen van andere buitens. Aan de hand van deze kaart kan worden vastgesteld dat een landweggetje precies door een gedeelte van de boomgaard liep. Het is best mogelijk dat dit de latere toegangslaan werd, nadat het landgoed was uitgebreid tot aan de huidige Gerbrandystraat.
2. HOF PAAUWENBURG OP KAARTFRAGMENT CHRISTOFFEL BERNARDS 1641    
Later, op de kaart van Joan Blaeu uit 1662 kun je nog beter verschil opmaken tussen de omvang van de herenhuizen van andere buitenplaatsen. Zwanenburg en Bossenburgh zijn daarop aangegeven met kasteelachtige allure, Lammerenburg heeft een herenhuis van grote omvang en het huis van het latere Paauwenburg - deze naam werd nog altijd niet gebezigd - lijkt dan nog steeds bescheiden.

Na de erfgenamen van Heyndricx kwam familie Du Bon in het bezit van de lusthof. Leden uit deze vermogende familie bekleedden hoge functies binnen het magistraat van Vlissingen, Middelburg en de Provincie. In de zeventiende en achttiende eeuw waren er op Walcheren een Vlissingse en een Middelburgse tak Du Bon. Ze behoorden tot een groep Hugenoten, protestanten die aan het begin van de zeventiende eeuw Noord-Frankrijk ontvluchtten. Zij deden dat omdat zij in eigen land werden vervolgd vanwege hun religieuze overtuiging. Het beroemdste lid van de familie was Middelburger Mr. Jacob du Bon. Hij was secretaris van Middelburg en later van de Staten van Zeeland en besloot zijn carrière als raadpensionaris van Zeeland, een functie die nu te vergelijken is met de commissaris van de koningin. Een portret van Jacob is te vinden in de Zeelandia Illustrata, deel IV, in het Zeeuws Archief.

Het was de Vlissingse tak van de familie Du Bon, die eigenaar werd van Paauwenburg en dat 84 jaar lang bleef, vanaf 28 maart 1681 tot 13 februari 1765. Dit waren Willeboort du Bon (1713), vervolgens een viertal kinderen en tenslotte alleen diens zoon Jan (Jean) du Bon (1749). Willeboort du Bon werd op 18 december 1646 in Vlissingen geboren als zoon van Daniël du Bon en Anneken van Dijck. Het gezin woonde op het adres 'Bij de Middelburgse Poort'. Dat moet in de buurt zijn geweest van het punt waar de Coosje Buskenstraat en de Spuistraat elkaar kruisen, want daar stond de gelijknamige stadspoort van Vlissingen. We weten verder dat de jonge Willeboort in 1665 belijdenis deed in de Vlissingse Sint Jacobskerk. Later trouwde hij met Jacoba Mahieu van Poelvelt. Rond 1670 kocht Willeboort een huis aan de Bierkaai, nu Bellamypark nummer 29. Het huis had de naam ”Drie Coninghen” meegekregen. Jammer dat we die aanduiding nu niet meer kunnen ontdekken boven de entree. Net als de buitenplaats bleef ook dit vastgoed lang - tot 1766 - in de familie. Dat is dus bijna een eeuw. In diverse archieven wordt Willeboort kapitein, schepen (wethouder) van Vlissingen of koopman genoemd, zoals in de akte uit 1681 uit het Rechterlijk archief Zeeuwse eilanden. Daar gaat hij over tot de koop van hof Paauwenburg van Mayken Jacobs, weduwe van Jacob Simon Hendricx:

"28 maart 1681 present [Willem] Koene en Leyn Adriaanse. Compareerden Abraham Huijgo Leynse en Johannis Geertse Wisse als executeurs van de boedel van Maatje [Mayken] Jacobs, gewezen (huis)vrouw geweest van dhr. mr. Andreas Snepius, predikant in Veere, en garanderen aan Sr. Willeboort du Bon, koopman alhier [in Vlissingen], een geheel huis, schuur, stalling, bakkeete [bakhuisje], gevolgen en toebehoren, aard- en nagelvast, gestaan en gelegen binnen de parochie van Koudekerke, in het Oplandmolenblok"

De naam 'Paauwenburg' wordt pas in de achttiende eeuw voor het eerst genoemd. Hiermee komt vast te staan dat deze identiteit door vader of zoon Du Bon in het leven werd geroepen. Paauw wordt doorgaans met dubbele a geschreven, conform oude spelling. Bij een aantal andere, in de buurt liggende buitenplaatsen, zien we eveneens het gebruik van dierennamen, zoals Lammerenburg en Papegaaienburg. Het lam en de papegaai zien we dan ook terug in de familiewapens van de betreffende oprichters. Of dat bij Paauwenburg ook het geval was, is vooralsnog niet bekend. Er is wel een wapen met de afbeelding van een pauw - dat van het ‘edele en aanzienlijke geslacht’ Thielenus – maar deze familie heeft geen connectie met Paauwenburg. De naamsverwijzing naar de pauw is niet uniek in Zeeland. We vinden dit trotse en ijdele dier wel vaker, zoals villa De Pauwhof in Lamswaarde (Zeeuws-Vlaanderen) en hoeve De Witte Pauw bij Borssele (Zuid-Beveland). De volledige naam Pa(a)uwenburg komen we letterlijk nog een enkele keer tegen. In het dorp Oranjewoud bij Heerenveen stuiten we op een gelijknamige voormalige ‘staete’, zoals men een buitenplaats in Friesland pleegt te noemen.

Willeboorts vrouw overleed in juli 1717. Hij zelf ging een jaar later heen - op 8 juli 1718 - en werd begraven in de Vlissingse Oostkerk. Vier van zijn vele kinderen mochten zich als erfgenamen ontfermen over hun vaders nalatenschap. Dat waren dochters Jacoba en Catharina en zonen Jan en Daniël jr. Laatstgenoemde woonde en werkte - vermoedelijk als koopman - in Venetië. In 1721 keerde hij terug in Vlissingen en werd al snel benoemd tot schepen aldaar. Raad van zijn stad bleef hij tot zijn dood in 1746. Van Willeboorts andere zoon is meer bekend.

Jan (of Jean) du Bon werd rond 1692 in Vlissingen geboren. Ook hij deed belijdenis in de protestantse kerk, in 1707. Tien jaar later werd hij in de stadsresoluties van Vlissingen vermeld als wijnkoper en in 1722 als kapitein van de burgerij. Net als zijn vader en broer schopte Jean het tot schepen, maar dan van de Landvierschaar (rechtsprekend orgaan). Tweemaal trad Jan in het huwelijk; eerst met Josina Maria Zwijters in 1725. Nadat Josina in 1741 haar laatste adem had uitgeblazen, volgde een tweede huwelijk met Louwisa Magrita Bornbogt. Ditmaal duurde de relatie slechts twee jaar omdat Louwisa in 1748 het leven liet. In 1751 werd landgoed Paauwenburg in zijn geheel overgedragen aan Jan. Zus Catharina en broer Daniël waren inmiddels gestorven en zus Jacoba besloot om haar erfdeel naar Jan te transporteren.
 
fragment kaart Hattinga 1750, met aangifte van buitenplaats Paauwenburg te Koudekerke
3. BUITENPLAATS PA(A)UWENBURG OP KAARTFRAGMENT VAN D.W.C. EN A. HATTINGA IN 1750
In de tijd dat Jan du Bon eigenaar van 't hof Paauwenburg was, tekende Hattinga zijn kaart van Walcheren (1750). Hij gaf hierop de buitenplaats, de boerderij en eigenaar aan. Ook herkennen we onder meer een siertuin binnen een rechthoekige waterpartij en verscheidene boomgaarden rondom de panden. In de huidige situatie kunnen we stellen, dat het herenhuis daar stond, waar nu de watergang ligt, ter hoogte van de huizen aan de Paauwenburgweg nummers 31 en 33.

Jan had naast de lusthof ook een huis aan de Bierkaai (nu Bellamypark) in Vlissingen en had onder meer (pak)huizen in de Hellbardierstraat, de Breewaterstraat en bij de Kade. Veertien jaar lang bleef Jan ongedeeld eigenaar van Paauwenburg. Een paar maanden voor zijn dood, besloot Jan de Bon Paauwenburg, met een omvang van ruim 44 gemeten (omgerekend zo’n 18 hectare) van de hand te doen.

Op 13 februari 1765 verkocht Du Bon Paauwenburg aan Izaak Kluyfhout voor een bedrag van 1450 pond Vlaams. Ter vergelijking: het patriciërshuis van Du Bon aan de Bierkaai werd vlak na zijn overlijden voor 300 pond Vlaams van de hand gedaan wat inhield dat zijn buitenplaats bijna vijf keer zoveel waard was! Kluyfhout moet een vermogend man geweest zijn, vooral als je weet dat hij zijn, in 1757 aangeschafte boerderij niet van de hand doet. Deze hofstede stond onderaan de duinen, ongeveer tegenover de huidige duinovergang Vijgheter.

In 1770 en 1771 vonden er merkwaardige transacties plaats. Izaak Kluyfhout verkocht zijn buitenplaats aan Mr. Johan Steengracht (1727-1785), een bekende naam op het Walcherse. Op zich niets bijzonders, ware het niet dat Kluyfhout Paauwenburg het jaar erna terugkocht! De reden daarvoor is niet duidelijk. Mr. Johan Steengracht was onder meer pensionaris honorair van Veere en in latere jaren burgemeester van dat stadje. In Koudekerke had hij veel land in bezit en vanaf 1761 had hij Lammerenburg overgenomen van Andries Westerwijk. Als hij een kleine tien jaar later ook eigenaar wordt van Paauwenburg, heeft hij gedurende een jaar maar liefst twee buitens in bezit.

Op 5 juli 1776 deed Kluyfhout zijn lusthof met land voor de tweede maal van de hand, ditmaal aan Adriaan Jansen voor 2000 pond Vlaams.(1) Bij de verkoop van Paauwenburg was Kluyfhouts reeds genoemde boerderij aan de kust inbegrepen. Ook Jansen maakte of verkreeg in deze tijd blijkbaar fortuin want Paauwenburg kostte hem het tienvoudige van wat zijn eigen boerderij hem opleverde. De laatste eigenaar van de buitenplaats was de uit Biggekerke komende Abraham Simpelaar, die zich vanaf 1798 ontfermde over Paauwenburg en bijbehorende onroerende goederen. Simpelaar was getrouwd met Catharina Aarnoutse. Samen kregen ze vier kinderen: Abraham jr., Jan, Neeltje en nakomertje Pieternella. Zij werd als enige in 1802 op de buitenhof geboren. Op 23 augustus 1811 beleefden de Simpelaars een heugelijke dag. Zowel dochter Neeltje als zoon Jan traden in Koudekerke in het huwelijk. Simpelaar was naast landman politiek geëngageerd. Eerst was hij gemeenteraadslid en later schepen (wethouder) van zijn dorp.

In de periode 1813-1816 sloeg het noodlot toe voor deze familie. Eerst verloor Abraham zijn 20-jarige dochter Neeltje in 1813, vervolgens verslechterde zijn financiële situatie waardoor zijn buitenplaats verpauperde en in mei 1816 liet zijn vrouw het leven. Abraham Simpelaar overleed een paar maanden na de dood van zijn vrouw. In zijn nalatenschap stuiten we op een doktersrekening; hij heeft zijn laatste maanden ziek moeten doorstaan.

De periode tussen de jaren 1795 en 1814 beschouwen we als de Franse tijd. Niet lang nadat de Franse troepen binnen waren gevallen, werd ons land een vazalstaat van Frankrijk. In de negentien jaar dat de bezetter in onze contreien verbleef, verarmde de Walcherse bevolking geleidelijk aan steeds meer. Zelfs vermogende lieden voelden het Franse juk om hun schouders hangen. Vele bezittingen – waaronder buitenplaatsen - werden door het gouvernement simpelweg ingenomen en/of afgebroken of waren op den duur financieel niet meer op te brengen. Was de aankoop van Paauwenburg in 1798 voor het enorme bedrag van 3500 pond Vlaams een onverantwoorde stap van Abraham Simpelaar? Niet per sé. Walcheren had weliswaar de Fransen ‘over de vloer’, maar in tegenstelling tot verstedelijkte gebieden hadden landbouwprovincies als Friesland, Groningen en Zeeland het best welvarend, zeker in het begin van de ‘bezettingsjaren’.

Met name na het Engelse bombardement op Vlissingen in 1809 moest er, in opdracht van de Fransen, veel geld worden gepompt in de uitbreiding van de vestingwerken en verslechterde de toch al zwak geworden economische situatie gestaag. Vele Vlissingers verloren hun huis. Om het schootsveld optimaal te kunnen benutten, moesten ook Koudekerkenaren er in latere jaren aan geloven. In een straal van 600 meter om de noordzijde van het Linker Kroonwerk – de Vlissingse wijk ‘Het Fort’ is er een restant van - werden zelfs nog begin 1814 grote hoeveelheden bomen en bosschages gekapt. In dat verband, treffen we de naam Abraham Simpelaar aan in de archieven van de ‘Prefectuur van het Departement der Monden van de Schelde’ (1810-1814). Op 31 december werden namelijk zijn bomen en dergelijke getaxeerd en vervolgens gekapt. De beloofde vergoeding is hoogstwaarschijnlijk nooit uitbetaald. In de genoemde archieven wordt er echter met geen woord gerept over een eventuele afbraak van het herenhuis.

Duidelijk is dat de financiële moeilijkheden voor Simpelaar toenemen, als gevolg van de Franse overheersing en de, direct daarmee verband houdende, slechte economische situatie. Uit zijn nalatenschap van november 1816 kunnen we opmaken, dat Simpelaar bij verschillende schuldeisers grote sommen geld heeft openstaan. Zijn erfgenamen willen met spoed overgaan tot verkoop van zijn bezittingen. Uiteindelijk blijkt, dat de opbrengsten van zijn verkochte (on)roerende goed gestoken moeten worden in de afbetaling van hypotheken en leningen bij die schuldeisers. We kunnen derhalve concluderen dat Simpelaars’ kinderen niet konden profiteren van de rijkdom waarin hun vader ooit leefde. Zowel zoon Abraham als dochter Pieternella leidden een eenvoudig bestaan als boerenknecht en boerenmeid. Zoon Jan belandde als landman op het voormalige Rechter Kroonwerk, waar hij een huis huurde van de Genie. Later woonde hij in een eenvoudige Vlissingse wijk.
 
Met enige voorzichtigheid, naar de exacte datum is nog onderzoek gaande door Jaco Simons, mogen we aannemen, dat Simpelaars herenhuis niet lang na de kerstdagen van 1816 tegen de vlakte is gegaan. In het verkoopcontract wordt er specifiek gemeld, dat er een boerenhofstede is verkocht. In en rondom de Franse tijd verdwenen veel buitenverblijven van de kaart. In 1820 stelde Zacharias Paspoort in zijn boek ‘Beschrijving van Zeeland’, een aanvulling op de Tegenwoordige Staat der Verenigde Nederlanden (deel: Zeeland) uit 1750-1753, een lijst op, die de namen bevatte van verdwenen buitenplaatsen. De opsomming telt maar liefst 74 namen! Saillant detail voor wat betreft dit artikel is, dat Paauwenburg in dit verband niet wordt genoemd, terwijl dit buiten een jaar of vier ervoor ter ziele was gegaan. Heeft Paspoort Paauwenburg destijds over het hoofd gezien? De Kadastrale minuutplans van Koudekerke tonen omstreeks 1820 slechts de boerenhofstede, welke nog bestond tot 1967.

Lees verder over de boerenhofstede.
  fragment kadastraal minuutplan Koudekerke, met aangifte van de hofstede paauwenburg te Koudekerke
    4. FRAGMENT PAAUWENBURG KADASTRALE
MINUUTPLAN KOUDEKERKE SECTIE G 1811-1832

copyright © 2001-2024 Sjoerd de Nooijer
laatst bijgewerkt op: 31 05 2021

locatie:
Alexander Gogelweg, Vlissingen

bronvermelding:
tekst: Jaco Simons
tekstbewerking: Sjoerd de Nooijer
afb. 1: atlas van loon, 1664
afb. 2: kaart Bernaerds, 1641
afb. 3: atlas hattinga, deel 8, 1750
afb. 4: minuutplan G, 1811-1832
afb. 5: Sjoerd de Nooijer

geraadpleegde bronnen:
- Aa, A.J. van der, Aardrijkskundig woordenboek der Nederlanden, deel 9, Gorinchem 1847
- Klerk, A.P. de, Van Boudewijnskerke tot Zanddijk, Domburg, 2006
- Broeke, M. van den, Gelaagd land, Vlissingen 1999
- Sakkers, H., Vesting Vlissingen, Vlissingen 2004
- Simons, J., Walcheren, wat anders, Vlissingen 2005
- Simons, J., Walcheren, wat anders 2, Vlissingen 2007
- Simons, J., Klaver Vier; wijkkrant voor Paauwenburg (diverse artikelen ), Vlissingen 2007, 2008, 2010 en 2011
- Simons, J., Paauwenburg, van buitenplaats tot woonwijk, De Wete nr. 3, 2008
- Smallegange, G., Leven op 't hof, Goes 2005
- Visscher N. en Roman, Z., Atlas van Zeeland, Amsterdam/ Middelburg, 1655
- www.watwaswaar.nl

gemeentearchief vlissingen (GV):
- Vlissingsche Courant, 17-09-1931
- Notariële Archieven 1796-1842, Notaris Lieven de Jonge Borgerhoff, inv. nr. 430

zeeuws archief (ZA):
- Archieven van de gemeente Koudekerke, Kadaster 1832-1966, inv. nrs. 1473, 1476-1497
- Atlas Hattinga, Kaarte van het eyland Walcheren de Ao. 1641 gemaakt door Christoffel Bernards, D.W.C. en/of A. Hattinga, ca. 1750. inv. nr. 13
- Atlas Hattinga, Kaart van Walcheren [blad 8], (1750), inv. nr. 23
- Families Spoors en Sprenger, Beschrijving van Zeeland door Mr. Zacharias Paspoort, 1820, inv. nr. 97
- Kaarten Zeeland, Reiskaart van het eiland Walcheren (ca. 1780), inv. nr. 1920.79
- Rechterlijke Arch. Zeeuwse Eilanden, schepenakten, inv. nr. 1273, folio 26-27
- Overlopers van resp. Westwatering v Walchenren en Vijfambachten van Walcheren, Rekenkamer van Zeeland II, inv. nrs. 1153 resp. 1155
- www.zeeuwengezocht.nl

voetnoot 1:
bron : Archief Rekenkamer van Zeeland D 69551, Transporten onroerend goed Walcheren (2) 1757-1805