Op de route van
Middelburg via Koudekerke naar Vlissingen zijn in de loop der eeuwen diverse
buitenplaatsen ontstaan. Vermogende lieden konden het zich permitteren om
naast hun pand in de stad, een luxueus verblijf buiten de hectiek te laten
verrijzen. De hof die hier centraal staat, lag enigszins verwijderd van
de ‘guirlande van lusthoven’, namelijk dicht bij de duinen,
niet ver van het gehucht Dishoek.
Als je dezer dagen over de Dishoekseweg in Koudekerke rijdt, is het moeilijk
voor te stellen dat vele heren van stand, met uiteraard keurige dames in
hun kielzog varend, zich hier in de Westhoek met koetsen over de toen onverharde
weg begaven. Regentenfamilie Schotte, vice-admiraal Carel van de Putte,
Catharina Johanna, de vrouw van schepen, raad en zeeheld Philibert Boesschot
en burgemeester Nicolaas Carel van Hoorn. Het zijn waarachtig niet de minste
namen! Hoog tijd om U eens mee te nemen naar de nog altijd onderbelichte,
maar zeker niet onbelangrijke Hof Westerwijk.
De witte hekpalen met de woorden ‘wester’ en ‘wijk’
maken het ons eenvoudig om dit boerenerf te vinden, daar ten zuidwesten
van het dorp Koudekerke. Op dit moment worden hier meerdere takken van ondernemerschap
bedreven: landbouw, loonbedrijf, minicamping en pensionstal waar onze edele
viervoeters van een pleeggezin worden voorzien. De huidige bewoners van
deze hof hebben het geheel sinds 1990 in erfpacht bij de eigenaresse, mevrouw
Leuntje Kluyfhout-Vos. Zij woont in de dorpskern. Helaas is haar man, de
heer Lourus Kluyfhout in september 2008 overleden. Samen kochten zij Westerwijk
in 1974.
Zo’n vierhonderd jaar vóór het laatstgenoemde jaartal
stond er al een boerderij op dit stukje buitengebied van Koudekerke. Pieter
Symonszoon Schotte, komend uit Souburg of Ritthem, wordt in de Overloper
van de Westwatering van Walcheren uit 1585 genoemd als eigenaar van een
boerenerf in het zogeheten Adriaen Laureynsz Dommisblock in de ambachtsheerlijkheid
van Koudekerke. Aan de contouren van dit ‘blok’(of deze ‘hoek’)
is in de loop der eeuwen weinig veranderd. Het wordt begrensd door de Dishoekseweg
(destijds bekend als de Dishoekse Zandweg), de Zwaanweg, de Galgeweg en
de Verbrande Hofweg (destijds simpelweg de Zandweg geheten). Verder is de
bebouwing hier in de loop der eeuwen zeer beperkt gebleven. Wel werd hier
tijdens de Tweede Wereldoorlog het ‘Stützpunkt Von Kleist’
in het bouwland gezet, dat bestond uit een viertal verdedigingswerken. De
betonnen kolossen staan er nog steeds.
Pieter Symonszoon Schotte is nooit bekend geworden, maar andere telgen uit
het geslacht Schotte (ook wel Scotte of Schot) des te meer. In de magistraat
van Middelburg zou deze familienaam uitgroeien tot één van
grote faam, met vader en zoon Jacob, de gelijknamige halfbroers Apollonius
en tot slot Symon als toppers. Na Pieter’s dood werden zijn bezittingen
verdeeld onder zijn weduwe en Apollonia, vermoedelijk zijn dochter. De dames
beheerden respectievelijk een ‘boomgaard’ en de ‘hofstede
en boomgaard’.
Na het overlijden van Pieters’ weduwe ging haar boomgaard over naar
een vermogende Middelburgse regent, de reeds genoemde Mr. Symon Jacobszoon
Schotte. Hoogstwaarschijnlijk was hij een neef en degene die een extra boerderij
liet bouwen op deze plek. Het bezit van zijn nicht Apollonia liet hij bovendien
uitbouwen tot een heus buiten- of zomerverblijf met alle luxe erop en eraan.
Dat moet in elk geval tussen 1623 en 1640 zijn geweest. We weten dat Symon
in 1627 afscheid nam van Middelburg om zich in Den Haag te vestigen, waar
hij benoemd was tot lid van de Raad van State. Mogelijk is rondom dat jaar
Westerwijk ontstaan.
Vele vermogende lieden wilden een plek hebben om zich terug te trekken.
In de stad was er veel lawaai, stank, weinig bewegingsvrijheid en ‘s
zomers benauwende hitte; op het platteland zocht en vond men rust en ruimte.
Mr. Symon Schotte werd rond 1570 in Ritthem geboren, als zoon van Jacob
Simonszoon Schotte en Apollonia (Leuntje) Thoor. De genoemde Pieter Symonszoon
Schotte was hoogstwaarschijnlijk zijn oom en Apollonia Schotte zijn nicht.
Symon studeerde rechten in Leiden. Met zijn kunstzinnige halfbroer Apollonius
voelde hij zich nauw verbonden. Samen organiseerden zij voor Middelburgse
studenten toneeluitvoeringen, waarvan sommige stukken van de hand van Apollonius
zelf waren. Symon werd in 1599 benoemd tot secretaris van de stad Middelburg;
een hoge functie die hij tot maar liefst 1627 vervulde. Het jaar 1616 vormde
daarop een uitzondering. In dat jaar werd Symon uitgezonden naar Engeland
om daar te onderhandelen over de stapelrechten van het toen zo bloeiende
Middelburg. Naast secretaris maakte hij furore binnen de Westindische Compagnie.
Symon was getrouwd met een van de dochters van Jan van der Hooge en Anna
van Borssele, de eigenaren van het alom bekende kasteel Ter Hooge. Opmerkelijk
is, dat zijn twee halfbroers hetzelfde voorbeeld volgden voor wat betreft
hun partnerkeuze. Hoewel, de term 'keuze' was in die tijd onder patriciërs
betrekkelijk…
2. FRAGMENT
KAART C. BENAERDS UIT 1641 MET AANGIFTE VAN DE BUITENPLAATST WESTERWIJK
De lusthof van
de Schotte’s wordt in 1641 door Christoffel Bernards aangegeven op
zijn ‘Kaarte van het Eyland Walcheren’. Ook de cartografen Nicolaas
Visscher en Zacharias Roman bevestigen de aanwezigheid van een buitenverblijf
aan de Dishoekse Zandweg te Koudekerke, namelijk in hun Atlas van Zeeland
uit 1655. Uit dit materiaal kunnen we concluderen, dat de omvang van het
buiten aanzienlijk was. Het lag vanaf de huidige boerderij Westerwijk tot
aan het, aan de andere zijde van de weg liggende hof met de jaartalankers
‘1658’. Hoewel het wel eens wordt gesuggereerd, zijn er geen
aanwijzingen dat dit pand – in de volksmond ‘’t Hof Krijn
van Floor’ genoemd - ooit onderdeel was van de buitenplaats. De huidige
eigenaar heeft zijn bezit van de naam Buytenhof
voorzien.
3. FRAGMENT
ATLAS VAN ZEELAND MET BUITENPLAATS WESTERWIJK DOOR N. VISSCHER EN Z. ROMAN
ANNO 1655
Als de familie
Schotte in het tweede kwart van de zeventiende eeuw uit beeld geraakt, doemt
de zeer vermogende koopman Jan Baggaert op. Van hem is weinig bekend. Hij
bezat in ieder geval vele percelen land en verschillende hofsteden in de
zuidwesthoek van Walcheren. Als Jan Baggaert in 1654 het leven laat, komt
zeeheld Carel van de Putte in beeld. Carel was namelijk erfgenaam van Baggaert,
die getrouwd was met Mayke van de Putte, een oudtante van Carel. Waarom
één van Baggaert’s nakomelingen niet op Westerwijk terechtkwam
is overigens een raadsel. Baggaert en zijn vrouw hadden tenslotte bijna
een compleet elftal op de wereld gezet!
Zeeman Carel van de Putte is niet de annalen ingegaan als beroemd mannetjesputter.
Die eer was blijkbaar in hoofdzaak weggelegd voor zijn baas, de immer onontkoombare
Vlissinger Michiel de Ruyter. Toch was ook Carel, gezien zijn niet geringe
aandeel in vele zeegevechten waaraan hij deelnam, een zeeheld. Hij schopte
het in 1684 tot vice-admiraal. Niet het minste baantje. Met name de zeeslagen
tegen Engeland werden de bekendste.
Vanaf 1655 is Carel van de Putte eigenaar van Westerwijk; in 1675 wordt
Christina van de Putte genoemd. In welke familieverhouding zij tot Carel
stond, blijft helaas onduidelijk. Een nicht wellicht? In ieder geval weten
we dat deze naam werd gebezigd in het geslacht van de Van de Putte’s.
Zo luisterde een achternicht van Carel naar die naam. De zeerob werd in
1695 na een zeer avontuurlijk leven begraven in de Sint Jacobskerk in Vlissingen.
Het is jammer dat rechtsgeleerde en geschiedschrijver Mattheus Smallegange
in zijn Nieuwe Cronyck van Zeeland Westerwijk niet heeft beschreven. In
dat lijvige werk uit 1696 geeft hij een opsomming van buitenplaatsen op
Walcheren "... van welke wy de voornaemste hier alleen
aengeroert hebben." Omdat er evenmin een afbeelding bestaat van de
buitenplaats, moeten we enigszins gissen hoe het geheel er uit moet hebben
gezien. In zijn algemeenheid kunnen we er echter vanuit gaan, dat Westerwijk
beslist geen armoedig landgoed was. Ongetwijfeld bevonden zich hier prachtige
siertuinen, waterpartijen en een stuk bos. Naast een herenhuis heeft de
verdere bebouwing bestaan uit zelfs een tweetal boerderijen, met alle bekende
bijgebouwen zoals bakkeet, wagenhuis en varkenskot incluis.
In die tijd moest zo’n buitenverblijf aanzien uitstralen. Luxe was
niet alleen voor jezelf. De pronkfactor was erg hoog. Dat is in bepaalde
kringen nog steeds zo, maar minder uitbundig dan toen. Overigens moeten
we met de naam Westerwijk voorzichtig zijn, want er is geen bewijs dat de
buitenplaats toen al luisterde naar die identiteit. In oude documenten zien
we vaak de woorden “sinds oudsher genoemd” genoteerd staan.
Bij Westerwijk is dat echter geen enkele keer het geval. De naamgeving duikt
in 1833 pas voor het eerst op, in de Middelburgsche Courant. Toch is het
moeilijk voor te stellen, dat een buiten van dergelijk aanzien voordien
naamloos door het leven zou zijn gegaan…
Aan het einde van de zeventiende eeuw raken we de naam Van de Putte kwijt,
maar daar brengt de dochter van vice-admiraal Carel een aantal decennia
later verandering in. Catharina Johanna van de Putte zorgt er in 1741 voor,
dat haar beroemde familienaam weer in de boeken kan worden bijgeschreven
nadat eerst ene Gerard Verstege en zijn gelijknamige zoon en vanaf 1701
de Vlissinger Kapitein Jacob Spierinck zich korte tijd met Westerwijk hadden
bemoeid. Catharina Johanna woonde op haar buitenplaats Westerbeek aan de
Galgeweg in Koudekerke. Met de koop van Westerwijk bezat de weduwe nu dus
twee buitenverblijven in dezelfde omgeving. Catharina Johanna was in 1715
in het huwelijk getreden met, hoe kan het anders, zeeheld Philibert (van)
Boesschot. Mattheüs Gargon schrijft in zijn Walcherse Arkadia over
Boesschot: "...die na schipbreuk geleden, en eene oogschijnlijke
dood voor ’t land ontworstelt te hebben, hier zyne rust en verlustinge
zoekt." Een dapper ‘luctor et emergo’-verhaal, lijkt
het. Boesschot overleed in 1733.
In de periode 1741-1755 was de weduwe Boesschot eigenaresse van Westerwijk.
Hoewel... In het zogeheten Vergaarboek van de Westwatering van Walcheren,
dat vanaf 1713 door de Polder Walcheren werd bijgehouden, merken we een
vreemde transactie op tussen enerzijds Catharina en anderzijds haar kersverse
schoonzoon Nicolaas Carel van Hoorn van Burgh. Nicolaas was overigens net
in het huwelijksbootje gestapt met zijn nicht Constantia Suzanna, dochter
van Catharina van de Putte. In mei 1745 koopt Nicolaas buitenplaats Westerwijk
van zijn schoonmoeder; in december van dat jaar, slechts zeven maanden later,
verkoopt hij hetzelfde object weer aan haar. Waarom? Was Westerwijk in vervallen
staat en leek het bij nader inzien toch beter om een splinternieuw herenhuis
te bouwen? Is de conclusie gerechtvaardigd dat buitenplaats Westerwijk werd
ontmanteld, zo rond 1745? Vermoedelijk wel, want de gebroeders Hattinga
vermelden op hun Walcherenkaart uit 1750 geen buitenplaats meer aan de Dishoekseweg.
Wat overblijft is de boerderij van Westerwijk.
4. FRAGMENT
KAART HATTINGA UIT 1750 MET AANGIFTE VAN DE BOERENHOFSTEDE WESTERWIJK
Op 7 maart 1755, twee jaar
voor haar dood, verkoopt de oude weduwe Boesschot-Van de Putte haar boerderij
en de vele bijbehorende percelen land aan Cornelis Pietersen de Voogd. Tot
1825 zou Westerwijk een aangelegenheid blijven van de vermogende landliedenfamilie’s
De Voogd en Haak. In 1778 erft Jacobus Haak namelijk de boerderij en de
grond eromheen, zo’n 27 hectare in omvang. Haak is getrouwd met een
dochter van de Voogd, Johanna Cornelia. Wanneer beide echtlieden het leven
hebben gelaten, erven de broers Pieter en Cornelis Haak Westerwijk in 1809.
Blijkbaar had Pieter weinig interesse in een boerenbestaan, want hij liet
zich direct uitkopen waardoor het geheel in handen kwam van Cornelis.
Na het eerste kwart van de negentiende eeuw ontmoeten we een uiterst interessant
persoon: Lieven de Jonge Borgerhoff. Deze Vlissingse notaris koopt –
waarschijnlijk als belegging - Westerwijk in 1825 van Cornelis Haak. Het
is aannemelijk, dat Haak financieel in zwaar weer terecht was gekomen, want
hij blijft op zijn boerderij wonen, nu echter als pachter van de notaris.
Zo’n honderd jaar later zou zich een identieke situatie voordoen.
Het notarisambt heeft Borgerhoff maar liefst 38 jaar uitgeoefend. Als 20-jarige
jongeman had Lieven z’n benoeming reeds op zak. Na zijn notariscarrière
is hij nog lang niet moe. Hij gaat de plaatselijke politiek in. Waar anderen
het rustig aan zouden doen, schopt Borgerhoff het in de herfst van zijn
leven nog tot wethouder van zijn woonplaats Vlissingen.
In zijn successiememorie, na zijn dood in 1848 opgemaakt, kunnen we lezen
dat De Jonge Borgerhoff’s huis en kantoor aan de Pottekaai in de Scheldestad
stonden. In Koudekerke was hij eigenaar van de Zuiderhoeve,
de boerderij die nog steeds bestaat en bovendien ook aan de Dishoekseweg
ligt. Een aantal jaren was hij tevens eigenaar van boerderij De
Lange Pacht aan de Boksweg, nu vallend onder de Vlissingse wijk Paauwenburg.
5. FRAGMENT
MINUUTPLAN KOUDEKERKE, SECTIE F2
In de tijd dat het Franse
gezag de dienst uitmaakte in Zeeland (1795-1814) werd de administratieve
organisatie sterk verbeterd. Dat gold ook voor kadastrale zaken. De officiële
uitgave ervan vond plaats in 1832, dus lang nadat de Fransen waren verdwenen.
De landmeters hadden Koudekerke en omgeving reeds in 1823 opgemeten. Op
die kadastrale kaart van Koudekerke zien we, dat Westerwijk is ingetekend.
Een naam ontbreekt echter. Het is dus goed mogelijk, dat Borgerhoff de identiteit
in het leven riep, want, zoals eerder opgemerkt, in 1833 duikt de naam pas
voor het eerst op. Verder is er bij bestudering van de kaart een opvallend
detail te melden. De naam van het gebied waarin Westerwijk ligt, staat aangegeven
als Baggershoek. Die naam lijkt verdacht veel op Jan Baggaert, de eerder
genoemde koopman uit de zeventiende eeuw. Of gaat het in deze om een geheel
ander verband?
Lieven de Jonge Borgerhoff verkoopt Westerwijk in 1836 aan Josias de Groot,die
de boerderij later verpacht aan zijn zoon Izaäk. In 1869 verschijnt
er een soort negentiende-eeuwse Sinterklaas ten tonele. Omdat Izaäk
vermoedelijk niet de middelen heeft om het bezit van zijn vader te kopen,
stelt boekhouder Aarnout Hackenberg - telg uit het bekende Middelburgse
juweliersgeslacht - een wel heel gulle daad. Hij koopt Westerwijk om het
te schenken aan Izaäk. In de koopakte wordt uitdrukkelijk opgeschreven:
"...hij [Aarnout Hackenberg] verklaart niet voor zich
zelve te hebben gekocht, maar voor en ten behoeve van Izaäk de Groot."
Middelburger Hackenberg, die blijkbaar goed boerde als Commissionair in
effecten, moet een bijzondere band hebben gehad met Izaäk.
Na de dood van zijn vrouw, houdt Izaäk het boerenleven voor gezien
en staat hij te boek als handelsreiziger. Tja, of zou hij zijn gaan rentenieren?
De opbrengst van Westerwijk is in ieder geval voor Izaäk. Dat kunnen
we opmaken uit het contract, dat hij in 1878 overeenkomt met Krijn Wielemaker
(Abrahamszoon). Bij een openbare veiling op 17 april 1878 welke gehouden
werd in de herberg bij C. Roose te Koudekerke werd deze eigenaar van Westerwijk
voor f. 13.223,-. Opvallend daarbij is, dat de maar liefst 26 hectare grond
die bij Westerwijk hoorde, uiteenvalt. Slechts zo’n 8 hectare blijft
bij de boerderij horen.
Tot 1932 zullen de landbouwers Wielemaker de scepter zwaaien over het sterk
afgeslankte boerenbedrijf. Genoemde Krijn is naast boer enkele jaren raadslid
van zijn dorp. Onder diens zoon Abraham wordt in 1887 de boerenschuur herbouwd,
zo kunnen we opmaken uit kadastrale leggers. Oude materialen van het vervallen
exemplaar worden hergebruikt. De schuur, die dus beduidend ouder oogt, staat
er nog altijd. Of in die tijd ook het boerenhuis is ge- of verbouwd, is
niet duidelijk. Omdat er diverse fases van verbouw hebben plaatsgevonden,
is het lastig in te schatten hoe oud het boerenhuis is. Omdat aan de achterzijde
van het pand Zeeuwse moppen zijn te herkennen, moet dat gedeelte het oudste
zijn. De voorzijde en de aanbouw aan de achterzijde duiden op een verbouwing
na 1945. De zijkant van de woning verraadt een reeks verbouwingen. Ook hier
zie je goed dat er oude materialen zijn gebruikt, zoals dat bij veel Walcherse
boerderijen werd gedaan. ‘Goed materiaal gooide je niet weg’
was de terechte stelling. Als aangename verrassing stuiten we aan deze zijde
op een stenen leeuwenkopje. Dit soort ornamenten werd rond 1880 veelvuldig
aangebracht, met name boven kozijnen. Gezien het jaar van herbouw van de
schuur is mogelijk rond die tijd ook het huis aangepakt. Het kopje is overigens
bij een latere aanpassing een losse versiering geworden.
6. VERGROTING VAN HET LEEUWENKOPJE
IN DE ZIJGEVEL
7. ZIJGEVEL WOONHUIS MET LEEUWENKOPJE
Kleinzoon Cornelis Wielemaker
moet als gevolg van de wereldwijde crisis, die ook de boeren hard treft,
in de dertiger jaren van de twintigste eeuw zijn bezit van de hand doen.
De in Koudekerke zeer bekende familie Loeff komt nu in beeld. Notabelen
kochten in die crisisjaren voor een prikkie boerderijen. Dat betekende natuurlijk
verlies van kapitaal voor boeren; daarentegen konden zij wel op hun boerderij
blijven wonen en werken. Cornelis Wielmaker verkoos echter een ander bestaan.
In 1932 staat hij vermeld als ‘handelsreiziger te Biggekerke’.
Dr. Paul Loeff, werkzaam als arts in het Gelderse Epe, wordt in dat jaar
eigenaar van Westerwijk. Het koopcontract wordt opgesteld door zijn zoon,
notaris Pieter Loeff. Na vaders dood gaat de boerderij over naar zijn erfgenamen,
onder wie notaris Pieter. Deze liet de boerderij pachten door Pieter de
Buck (geboren op hofstede Torenzicht,
te Koudekerke). Aan het einde van de oorlog moesten hij en zijn gezin vanwege
het dreigende gevaar en de inundatie Westerwijk ontvluchten. Begin november
1944 keerder het gezin terug, uiteraard per boot. Zij kwamen daar behouden
aan, maar het vlot met huisraad sloeg op 25 november 1944 om bij een explosie
waarbij zwaargewonden en een dode vielen.
In 1946 verhuisde het gezin naar de boerderij Poppenkinderenburg bij Veere.
In 1948 treffen we Izaäk Tange uit Souburg, maar zijn bemoeienis met
de hofstede duurt slecht enkele jaren. Tange zoekt zijn heil namelijk aan
de andere kant van de plas en emigreert naar Canada, zoals meerdere landbouwers
dat deden in die zware jaren halverwege de twintigste eeuw. Na jaren van
oorlog, de daaropvolgende inundatie en de herverkaveling van het eiland,
waren er weinig mogelijkheden op Walcheren.
Na de dood in 1950 van de veel te vroeg
gestorven Lourus Kluyfhout (sr.) besloot zijn weduwe Pieternella Adriana
Verhage om boerderij Westerwijk van Tange te kopen en dat was een moedig
besluit. De vraagtekens vanuit haar omgeving weerhielden ‘Pietje’
niet om de toekomst met Westerwijk aan te gaan. Tot aan haar dood woonde
zij hier met haar zoon Lourus (jr.). In 1962 komt Leuntje Vos erbij. "In
dat jaar trouwde ik met Lourus waardoor ik bij hem en zijn moeder introk”,
zo vertelt de nu 82-jarige Leuntje. "Na het overlijden
van mijn schoon- moeder namen Lourus en ik Westerwijk over. Dat was in 1974.
In 1990 zijn we verhuisd naar het dorp en zijn we de boerderij gaan verpachten."
8. HOF WESTERWIJK OMSTREEKS 1950
(X008)
Mevrouw Leuntje Kluyfhout-Vos
vervolgt: "Jammer dat mijn man Lourus in september
2008 is overleden. Als er iemand was die veel over Westerwijk wist, was
hij het wel!"
Westerwijk is een zogenoemde kop-rompboerderij met tegenwoordig een gedeeltelijke
agrarische functie als manege en minicamping. Naar het gewijzigde erf, dat
door een sloot wordt afgescheiden van de weg loopt een met markante bomen
beplante laan welke voorafgegaan wordt door twee hekpalen met het opschrift
'Wester' en 'Wijk'. Bij het huis bevind zich een landschapstuin, schuur,
wagenschuur en varkenshok. Het woonhuis is enige tijd, na het maken van
bovenstaande luchtfoto (circa 1950) herbouwd en heeft een pannen zadeldak
met de noklijn evenwijdig aan de weg. De gevels zijn van baksteen met een
gemoderniseerde raamindeling en wit en groen schilderwerk. Een deel van
de muur van het oude woonhuis is nog te zien (zie eerdere beschrijving metselwerk),
de rest is afgebroken met daarop de na-oorlogse nieuwbouw met de gewijzigde
raamindeling.
De aangebouwde schuur dateert vermoedelijk uit de eerste helft van de negentiende
eeuw en heeft een oud zadeldak met bewerkte windveren en een makelaar. De
schuur is opgebouwd uit muren van metselwerk met donker grijze, bijna zwarte
deuren. Er is een dwarse deel met wagendeuren en luiken welke zeer authentiek
zijn. Deze schuur is in 1887 herbouwd, wat wordt ondersteund door de aanwezigheid
van lange gevelankers die duiden op een oudere oorsprong. Achter op het
erf staat een wagenschuur (nu paardenstal) met een pannen zadeldak met bewerkte
windveren en makelaar, welke haaks op de weg is gesitueerd. De kopgevel
is van steen, de langsgevel van hout met vijf grote wagendeuren met een
witte belijning. Verder vinden we achter het huis een gerenoveerd varkenshok,
waar nu de gasten van de minicamping hun behoefte kunnen deponeren.
Westerwijk is nu ontrafeld. Van boerderij tot rijk landgoed en tot slot
weer boerenbedrijf. Zo verging het trouwens vele buitenverblijven. De eerder
genoemde ‘guirlande van lusthoven’ herbergt echter nog genoeg
geheimen. Het rijke verleden van de landgoederen op Walcheren lijkt een
onuitputtelijke bron. Nee, is een onuitputtelijke bron.
geraadpleegde bronnen:
- Jacobs-Stroo, O., Geschiedenis van een hofstede aan de Dishoekseweg 28, Koudekerke, 2000
- Encyclopedie van Zeeland deel II en III, Middelburg 1982-1984
- M. Gargon, Walcherse Arkadia I en II, Leiden 1715 en 1717
- F. Nagtglas, Levensberichten van Zeeuwen, Middelburg 1888-1893
- H. Sakkers en K. Noorlander, Koudekerke in de Tweede Wereldoorlog, Het leven op een eiland in een oorlogslandschap, De Drukkery Schrijverspodium, 2013
- J. Simons, Walcheren, wat anders, Vlissingen 2005
- J. Simons, Walcheren, wat anders 2, Vlissingen 2007
- J. Simons, Klaver Vier, wijkkrant voor Paauwenburg (diverse artikelen), Vlissingen 2007-2009
- J. Simons, Zwanenburg, Van heerlijk huis tot boerderij te Koudekerke, De Wete, 2008 nr.3, p. 19-27
- I. de Buck, ingezonden reactie betreffende Westerwijk, De Wete, 2010 nr. 2, p. 40
- M. Smallegange, Nieuwe Cronyck van Zeeland, Middelburg 1696
- N. Visscher en Z. Roman, Atlas van Zeeland, Amsterdam, 1655
zeeuws archief: (ZA)
- Arrondissementsrechtbank te Middelburg 1838-1939’, dubbele repertoria van notarissen, inv. nrs. 1126, 1127 en 1207
- Archieven van de gemeente Koudekerke, Kadaster 1832-1966, inv. nrs. 1473, 1476-1497
- Archief Rekenkamer van Zeeland, (Rekenkamer II), inv. nrs. 1153
- Archief Polder Walcheren 1511-1870, inv. nrs. 280-282, 282a, 283, 927- 929 en 933
- Atlas Hattinga, Kaarte van het eyland Walcheren de Ao. 1641 gemaakt door Christoffel Bernards, D.W.C. en/of A. Hattinga, ca. 1750. inv. nr. 13
- idem, Kaart van Walcheren [blad 8], (1750), inv. nr. 23
- Collectie Zeeuwse Genealogieën, inv. nr. 26
- Handschriftenverzameling
Rijksarchief in Zeeland, inv. nrs. 1203 en 1204
- Kaarten Zeeland, Reiskaart van het eiland Walcheren (ca. 1780), inv. nr. 1920.79
- idem, Eiland Walcheren (ca. 1800), inv. nr. 1956.15
- idem, Chromo-topografische kaart van het Koninkrijk der Nederlanden, inv. nr. 1962.22.656
- Notariële archieven 1796-1842, notaris Jan Loeff, inv. nr. 580
- Notariele archieven 1842-1895, notaris Pieter van de Graft, inv. nr. 509 en notaris Anthoni Marinus Tak, inv. nr. 1292
- Notariele archieven 1896-1905’, notaris Jan Loeff, inv. nrs. 155 en 156
- Notariele archieven 1906-1915’, notaris Jan Loeff, inv. nr. 158
- Notariele archieven 1916-1925’, notaris Jan Loeff, inv. nr. 321
- Rechterlijke archieven Zeeuwse eilanden, Transporten en plechten Vierschaar Vlissingen (1679-1795), inv. nr. 1297,1302, 1303 en 1308
- idem, Transporten en plechten Koudekerke (1795-1811), inv. nrs. 1297, 1302, 1303 en 1308
- Successiememorie notaris Lieven de Jonge Borgerhoff, inv. nr. 431, cassette 64 nr. 16/454
zeeuwse bibliotheek (ZB):
- Middelburgsche Courant, 5 juni 1778, 11 april 1833, 21 januari 1869 en 15 april 1878