De eerste vermelding
van de naam 'Der Boede' dateert uit 1188. In dat jaar werd toestemming verleend
tot het stichten van een kerk te Hoogelande en deze te bekostigen met de
'Tienden ten westen de Trenboudesweghe'. Dit hield in dat de belastingen,
die werden ontvangen van de boeren ten westen van de weg naar Der Boede,
mochten worden gebruikt voor de bouw en instandhouding van de kerk in Hoogelande.
Hieruit kan dus worden opgemaakt, dat 'Der Boede' in die tijd al enige omvang
van betekenis had. Er schijnt al vanaf begin van de veertiende eeuw een
ridderhofstede te hebben gestaan, waarover in de kronieken gesproken wordt
als "...der Boeden-Ambagt, waar in het Ridderlyk Slot
en Stamhuis van der Boede praalt". Tegenwoordig vinden we Huis 'Der
Boede' aan de Vlissingsestraat
19.
In 1361 worden de eerste bewoners (Willem en jonge Pieter uten Boede) met
die naam aangeduid. Beiden waren afkomstig van adellijke families uit Leuven
en hierdoor wordt aangenomen, dat ze de naam van het dan al bestaande 'Der
Boede' aannamen toen ze hier kwamen wonen. Dat zij uit Leuven afkomstig
waren, kan in verband worden gebracht met de norbertijnen, welke ook uit
Vlaanderen afkomstig waren en zich na de augustijnen in de Abdij te Middelburg
vestigden. De Abdij verwierf in de loop der tijden steeds meer betekenis
voor Walcheren en tal van lieden volgden de Norbertijnen naar Walcheren.
Zij ondersteunden de abdij financieel en kregen in ruil hiervoor erefuncties
toebedeeld. Komende uit de abdij van Middelburg is verder nog een 'Eckhert
van der Boede bekend. Al deze namen duiden erop, dat zij de naam van het
landgoed in Koudekerke aannamen en dat het landgoed dus niet vernoemd is
naar deze personen.
De meest aannemelijke theorie voor het ontstaan van de naam 'Der Boede'
is de afleiding van de middeleeuwse woorden 'de la boe' wat indertijd stond
voor alles wat van hout was of uit hout was vervaardigd. Ook wordt boe,
of boede in woordenboeken vertaald als houten schuur of optrekje. Daarnaast
werden vrijwel alle riddersloten indertijd vernoemd naar kenmerken van de
plaats waar ze gebouwd werden. Gezien de ouderdom en hoogte van het terrein,
is het aannemelijk dat hier toen al een bos lag en 'Der Boede' als houten
nederzetting is ontstaan. Aan het eind van de dertiende eeuw stond er reeds
een stenen huis, dat gestaag uitgroeide tot een ridderslot met slotgracht.
In de leenregisters van 1449 en 1450 staan Jan en Willem van der Boede vermeld
als adelijke ambachtsheren. In een geschrift uit 1466 is er tevens nog sprake
van Pieter van der Boede, ambachtsheer in de Westwatering van Zuid Beveland.
Waarschijnlijk is hij dezelfde Pieter van der Boede , die samen met zijn
zoon Jax en dochter Maria een ambacht onder Koudekerke bezat. Er is ook
nog een Pieter Pieters zoon van de Boede bekend, welke in 1495 gezworene
van de Westwatering van Walcheren was. In 1498 komt de naam Egbert van der
Boede in oude geschriften voor. Uit een akte van de Rechterlijke Archieven
Zeeland Eilanden blijkt, dat Anna van Grypskercke, dochter van Jhr. Symon
Corneliszoon van Grypskercke en Adriana van der Boede eigenaar is geweest
van Der Boede (1). Na het overlijden van haar
moeder Adriana in 1585 erfde zij Der Boede met de daarbij behorende landerijen.
De volgende verkoop van Der Boede duikt op in een verkoopakte van 22 september
1616 waarin jonkvrouwe Anna van Grypskercke het slot verkoopt aan Anthony
Godijn.(2)
In 1583 kwam de heerlijkheid Koudekerke, waarvan 'Der Boede' en het Der
Boede-ambacht onderdeel uitmaakten, in handen van Vlissingen. Aangenomen
wordt dat het geslacht Der Boede in de loop van de zestiende eeuw of begin
zeventiende eeuw is uitgestorven omdat de naam dan verder niet meer opduikt.
Voor de aanleg van de slotgracht en ophaalbrug moest toestemming van de
graaf worden verkregen. De ridders die een dergelijk slot bewoonden waren
edellieden, die tot ridder waren geslagen door de graaf. Ze hadden hiermee
de taak gekregen om de lokale bevolking te beschermen tegen allerlei gespuis
dat door de woestenij trok. Daarnaast hielden ze zich bezig met het innen
van de belastinggelden, die naast de al eerder genoemde 'tienden' veel meer
inhielden, zoals de inning van tolgelden en 'de honderdste penning', wat
een soort onroerend goed belasting was. Tot slot hadden ze de taak om het
graafschap, waartoe ze behoorden, te beschermen tegen andere graafschappen
en moesten ze de graaf onderdak bieden op diens rondreizen. Dat Walcheren
een gebied was, dat een bijzondere interesse genoot van de Hollandse, Vlaamse
en Brabantse graven is reeds eerder uit de doeken gedaan. Naast de bevoegdheden
die ridders kregen van de graaf eigenden ze zichzelf ook de nodige privileges
toe, wat veelal ten koste ging van de lokale bevolking, de zogenaamde 'horigen'
of 'lijfeigenen'. Deze termen waarmee de lokale bevolking toen werd aangeduid
zeggen eigenlijk al genoeg. Ondanks de uitbuiting van de lokale bevolking
droegen niet alle ridders hun geïnde belastingen correct af aan de
graaf, waardoor zelfverrijking aan de orde van de dag was en hun rijkdom
en macht gestaag groeide.
Rond 1700 kende 'Der Boede' een periode van voorspoed, die gepaard ging
met voor die tijd grote luxe. Het slot was eigendom van de heer Jacob Nachtegaal,
ambachtsheer van Zoutelande, burgemeester van Vlissingen en later gecommitteerde
in de Raad van Zeeland. Jacob Nachtegaal was een invloedrijk persoon en
kon het zich permitteren om een slot, zoals 'Der Boede', te bezitten dat
naast het slot zelf meerdere gebouwen zoals stallen, dienstwoningen en priëlen
omvatte. Eind 1702 stierf Jacob Nachtegaal en komt het slot in handen van
zijn dochter Maria Nachtegaal. Zij was getrouwd was met Johan van der Mandere.
Samen bewoonden zij het slot.
2. GRAVURE VAN DE VOORZIJDE
VAN SLOT DER BOEDE IN 1696
3. PLATTEGROND DER BOEDE
Vanaf de zandweg bood een
statige poort toegang tot de buitenplaats, waar een rechte laan met hoge
bomen langs enkele bijgebouwen naar een stenen brug leidde. Deze bestond
uit een poort- gebouw met een ophaalbrug en bijzonder hek met een overkapte
galerij, welke toegang gaf tot een volledig ommuurd en omgracht rechthoekig
binnenplein met in beide hoeken enkele bijgebouwen. Het bakstenen woongedeelte
van het slot, dat zich aan één lange zijde bevond, bestond
uit drie rechthoekige vertrekken met hoge ramen en hier tegenaan een vierde
vertrek. Aan de pleinzijde waren twee verdiepingen gelegen en stond de achthoekige
toren, welke doet denken aan de torens van de Abdij in Middelburg.
4. GRAVURE VAN DE ACHTERZIJDE VAN
SLOT DER BOEDE IN 1696
Uit de periode
dat Johan van der Mandere en Maria Nachtegaal 'Der Boede' bewonen zijn enkele
afbeeldingen bewaard gebleven. Naast de gravures uit 1696 bestaat er ook
een vogelvluchtperspectief uit dat jaar, dat in Smalleganges 'Nieuwe Chronijk
van Zeeland' werd opgenomen. Door het vogelvluchtperspectief wordt duidelijk
dat de zandweg vanaf Vlissingen visueel achter een grote poort doorliep
waardoor het leek alsof 'Der Boede' aan een hele lange laan lag. Samen geven
deze drie afbeeldingen een aardige indruk van het slot net voor het begin
van de achttiende eeuw. In 1715 wordt Der Boede uitvoerig beschreven in
de Walcherse Arkadia van Mattheus Gargon waardoor bij die afbeeldingen ook
een beeldend verhaal kan worden verteld: Staande voor een grote poort en
overschaduwde dreef, die een ver uitzicht gaf, beschrijven de hoofdpersonen
in dit verhaal der Boede als volgt:
"... Aan
de flinker- een heerlijk Huis, en aan de rechter-hand eene fchoone boeren
Wooning vertoonde rondom in hooge boomen, die zo geneuglijker plaats nog
geneuglijker maakten, en blijken gaven van aaloude tijden. Dit is Der Boede,
en te vermaaklijk om niet bezien te worden, fprak Floris, en had dit niet
gezegt, of was van den wagen met Izabelle, en ging, zonder 't gezelfchap
in te wachten voor uit. Terwijl Heerman den welluftigen ftand en boffchen,
en boomgaarden aanwees, bleven zy wat ftaan by den Vyver, die om 't huis
loopt, en waar zij de Endtjes en Viffchen als om ftrijd zwommen, wie de
brug eerft zoud doorfchieten. Dit huis is zeer oud, en een Ridderlijk Slot
der Edelen van Der Boede, die al drie eeuwen lang geleden bekend en roemruchtig
zijn geweeft, en hoewel de glasraamen na de hedendaagfche Bouwpracht vernieuwd
zijn, toont die toorn en vafte muur, dat het geen hedendaagfch bouw-werk
zy. Dat fchoon hek voor 't Huis, is nog fchooner als met den eerften opflag
fchijnt, zeide Heerman, en met koets en paard rijd men 'er over heen, en
op dat çierlijk plein. Hoe overheen, antwoorde Ewoud, dat kan niet
wezen. Zo lang het zo blijft, kan ´t niet wezen, fprak Heerman, maar
een tegenwicht doet het hek door weinig nederdrukken in een opening van
de brug nederzinken en onzichtbaar worden. Ewoud toetredende bezag de Bouwkundige
aardigheid, en ´t evenwicht, dat onder de brug verborgen was: dat
is aardig, riep hy, en zoud iemant doen twijfelen of hy ´t hek gezien
heeft, dat hy gezien heeft, dan of hy de oude tijden van de Toverkaftelen
beleeft, die in een oogenblik ftonden, en weg waren; maar zulke tovery is
natuurlijk en wel te begrijpen ..."
Het gezelschap verbaasde zich, zo blijkt, over een waterpomp met beelden
en vazen, die zich op het plein bevond:
"...Dit heeft de
Heer Nachtegaal, wien Huis en Hof toekomt, dus, nevens die konftige Beelden
en prachtige Vafen, die zo ftrelende geboetfeerd en gebronjeeerd zijn, laten
ftellen, om dit plein, dat zo heerlijk is, nog heerlijker te maken...".
Het gezelschap kon zich geen hof herinneren dat er 'vermakelijker' uit zag
dan wat zij hier zagen op 'Der Boede', waarna het gezelschap zich opsplitste.
Twee personen sloegen een pad in dat langs een hoog opgeschoren haag leidde
en de rest van de groep liep via het middenpad verder over de Hof. Het pad
werd, zo blijkt uit hun beschrijving, geflankeerd door 'aardige potten met
veelvormige gedaantes' en hoge bomen welke de hof in twee delen splitsten.
Zij beschreven dit deel als volgt:
5. SLOT DER BOEDE MET
FAMILIEWAPENS VAN NACHTEGAAL EN MACARÉ
"...de
hooge boomen, die de Hof in twee grootte deelen fplifen, en door groene
boogen drie of vier fchoone doorgangen verleenen: dan weder voor de afgefcheidene
boomperken, die ieder in eene hooge doornhage leggende, zo veele Hoven in
eenen Hof vertoonden. Eindelijk trad hy met Heerman in, daar de naanboomkens
ftaan, die Ewoud met verwondering aanzag: ook waren zy niet alleen met vruchten
overladen, maar wonderlijk aardig uitgefnoeid, en in de rondte uitgebreid;
het geen zy in de hoogte verloren. Diergelijke wijduitgeftrekte en konftig
gefnoeide boomkens zag ik noit, fprak Ewoud, zich met dat gezicht niet verzadigen
konnende. De zon fchijnt zich in dien breeden boezem te vermaken, en haare
ftraalen te verdubbelen, om de vruchten te koefteren. Laat ons verder gaan,
zeide Heerman, en trad in de naaftgelegen boomperk, dat vol groote Eier-pruimen
en blauwe van Damaskus ftond...".
Hierna wandelde het gezelschap, dat weer bij elkaar was gekomen via een
'heining-deur' een ruime 'Moeshof' binnen, waar ze een groot akkerland met
koolzaad zagen met perziken-, abrikozen- en perenbomen. Nadat ze door de
Moeshof gelopen waren keerden ze terug naar de laan met hoge bomen, waarlangs
enkele witte borstbeelden in halfronde nissen van een haag stonden. Hierna
beklommen zij de inmiddels gekeerde speelwagen en reden zij verder naar
de buitenplaatsen Westerbeek
en Anderwijk,
welke iets verderop lagen. Al met al geven de beschrijving van Gargon uit
1717, de gravures en het vogelvluchtperspectief een compleet beeld van 'Der
Boede' waardoor duidelijk is dat dit een buitengewoon fraaie buitenplaats
moet zijn geweest, wat onderstreept wordt door enkele bijzondere details
zoals bijvoorbeeld het hek voor de slotgracht dat geheel in de grond kon
verdwijnen. Waarom voor een dergelijke bijzondere constructie gekozen werd
is onduidelijk. Wellicht zat het hem in het feit, dat voor een ophaalbrug
toestemming van de graaf nodig was en dat een constructie zoals deze daar
niet onder viel.
6. FRAGMENT
ATLAS HATTINGA 1750 TER PLAATSE VAN DE BUITENPLAATSEN DER BOEDE, MOESBOSCH,
WESTERBEEK EN DEN TRITON
Johan van Mandere,
burgemeester van Vlissingen in de jaren 1719 en 1720, overlijdt in 1729
op 'Der Boede'. Zijn broer Jacob van der Mandere (1707-1775) wordt de nieuwe
eigenaar van de buitenplaats. Jacob van de Mandere werd op 23 augustus 1707
in Gent geboren en was in 1726 raad van Vlissingen en in 1732-1733 schepen
en erna ook burgemeester van Vlissingen. Verder was Jacob bewindhebber van
de Oost Indische Compagnie te Vlissingen en huwde in 1739 met Petronella
Geertruida van Berckel (1716-1780) .(3) In
1745 sloeg voor 'Der Boede' het noodlot toe toen het slot compleet door
brand werd verwoest. Jacob gaf kort na de brand opdracht aan de Antwerpse
architect en steenhouwer Johan Pieter van Baurscheit(4)
opdracht om een hele nieuwe heerlijkheid te bouwen. Dat Jacob van der Mandere
hiervoor van Baurscheit uitkoos is niet vreemd omdat Jacob op dat moment
burgemeester was en Johan Pieter als architect verantwoordelijk was voor
de bouw van het nieuwe stadhuis te Vlissingen, dat later bekend zou worden
als het 'Van Dishoeckhuis'. De twee gebouwen vertoonden veel overeenkomsten,
al was 'Der Boede' bescheidener van omvang. Het 'Van Dishoeckhuis' is in
1986 gesloopt.(5) Het ontwerp van Van Baurscheit
heeft de tand des tijd wel overleefd en wordt hier
verder beschreven.
7. LANDHUIS DER BOEDE
TE KOUDEKERKE 17-04-2010
8.VAN-DISHOECKHUIS TE VLISSINGEN
IN 1910
'Der Boede' werd
in 1752 opgeleverd. In deze periode (1750-1753) vervaardigde Hattinga zijn
kaart van Walcheren en is de nieuwe toestand van de buitenplaats grotendeels
weergegeven. In 1771 werd door de heer Freijtag het tot 'Der Boede' behorende
bezit van Jacob van der Mandere opgemeten en vastgelegd (zie onderstaande
afbeelding). Uit beide kaarten wordt duidelijk, dat de oude tuinaanleg van
Van Doorn en Schorer slechts nog in hoofdlijnen is te herkennen. De grote
toegangspoort is dan vermoedelijk al verdwenen en ook de oude lange laan,
die in het verlengde van de zandweg naar Vlissingen lag, is ingekort en
loopt nog slechts tot achter het nieuwe landhuis. De oude rechthoekige opzet
van de buitenplaats is nog steeds goed te herkennen. De oude tuinen rond
'Der Boede' waarin vooral veel fruitbomen stonden hebben allemaal een barokke
tuinaanleg gekregen en sluiten aan op de eveneens barokke tuinen van de
omliggende buitenplaatsen Moesbosch
en Den Triton.
De vijver, die door Hattinga
op de kaart in de tuin van Moesbosch
is aangegeven, is vrijwel zeker de zogenaamde 'lindekom' waarvan de restanten
nog steeds in het hertenkamp van het hedendaagse 'Der Boede' aanwezig zijn.
De oude bijgebouwen, die behoorden bij het oude slot lijken op het moment
dat Hattinga zijn kaart maakte, nog aan de oostzijde van de oude laan te
liggen. Het is echter zeker, dat bij de bouw van het landhuis ook een nieuw
koetshuis met een woning voor de koetsier werd gebouwd, wat nog niet op
de kaart staat aangegeven maar in 1752 gereed was gekomen. Een mogelijke
verklaring voor het feit, dat deze niet op de kaart staat kan zijn dat dit
deel in 1752 niet meer door Hattinga is bijgewerkt. In de jaren erna zullen
er nog diverse aanpassingen aan de tuin plaatsvinden en worden regelmatig
grote partijen olmen, elzen, linden en kaphout verkocht. (6)
Het hiernaast afgebeelde fragment van een kaart uit 1771 is een stukje van
een veel
grotere tekening door de heer Freijtag en geeft in grotere gedetailleerdheid
de tuininrichting van de buitenplaats weer.
9. KAART VAN HET HOF DER BOEDE 1771
(RCE083)
10. VOORZIJDE DER BOEDE IN 1935
11.VOORZIJDE DER BOEDE
17-04-2010
De dochter
van Jacob van der Mandere, Johanna Susanna van der Mandere huwde in 1765
met Paulus Ewaldus van de Perre.
Hij werd de nieuwe eigenaar van 'Der Boede' doordat Petronella Geertruida
van Berckel, sinds 1775 weduwe van Jacob van der Mandere, de buitenplaats
van de hand deed. Dit moet tussen 1775 en 1781 zijn geweest. Paulus Ewaldus
van de Perre, was onder andere bewindhebber van de Oost Indische Compagnie
ter Kamer Zeeland en was 'Heer van der Vier-Bannen van Duiveland'. Op 24
augustus 1786 overlijdt hij en wordt het bezit geërfd door zijn dochter
Jacoba Johanna van de Perre, die in 1797 getrouwd was met Jan Cornelis van
der Mandere, waardoor de buitenplaats wederom in het bezit komt van een
lid van het geslacht Van der Mandere.
In 1805 wordt de buitenplaats door Jan Cornelis van der Mandere en zijn
vrouw Jacoba Johanna van de Perre verkocht aan Mr. Abraham van Doorn (1760-1814).
Hij werd te Essequibo geboren, drie geslachten 'van Doorn' voor hem hadden
daar en in Berbice geleefd en gewerkt. Abraham van Doorn schopte het in
de Franse tijd tot de hoogste regeringspost in Zeeland: Landdrost. Op 18
april 1805 werd de koopakte van 'Der Boede' opgemaakt bij notaris Jac. de
Maagd te Middelburg, waar de buitenplaats als volgt werd omschreven: "De
buitenplaats De Boede met deszelfs Heerenhuis, Hovenierswoningen, 32 gemeten
112 1/6 roe, met Boschgage, Moestuinen, Boomgaarden, Boerenhofstede, Schuur,
Stallen, 61 gemeten 221 roe, met wei- en zaailanden en nog 8 gemeten 123
1/3 roe weiland, tezamen 102 gemeten 56 1/2 roe, voor 4500 ponden Vlaams
(circa 12.000 euro) en voor de losse goederen 1500 ponden Vlaams (circa
700 euro)".
De veranderingen die mr. Abraham van Doorn nodig achtte om van 'Der Boede'
een familielandgoed te maken, vingen spoedig na zijn aankoop aan. Hij kocht
ook het nabijgelegen buitenplaatsje Anderwijk
en liet bij 'Der Boede' een vinkenbaan aangelegd, welke Van Doorn samen
met zijn collega Schorer beproefde, zo blijkt uit een brief van 7 oktober
1805.(7)
Hij koopt een jaar later
ook de tegenover 'Der Boede' gelegen buitenplaats Moesbosch
en ziet in de aankoop een mogelijkheid om een groot familie- landgoed te
stichten. Zo schrijft Van Doorn op 1 juni 1806 in een brief dat hij een
deel van de beplanting van Moesbosch en Der Boede liet verwijderen, zodat
hij vanaf zijn huis een vrij uitzicht op de duinen kreeg.(8)
In het najaar van 1806 liet hij de oude laan van 'Der Boede' herstellen
en liet hij eveneens het huidige ijzeren hek plaatsen, dat hij even hiervoor
had aangekocht. Dit blijkt uit een brief, die hij op 5 november 1806 verzond.(9)
Uit de brief blijkt, dat het nieuwe en huidige hek niet oorspronkelijk
voor 'Der Boede' was ontworpen, maar van elders kwam.
12.INRIJHEK DER BOEDE
17-04-2010
Uit dezelfde
briefwisseling blijkt vervolgens, dat mr. Abraham van Doorn voor de tuinaanleg
zijn vriend, de heer Johan Willem Schorer (1759-1812) een ontwerp liet maken.
Deze bezat zelf buitenplaats Arnestein en verbleef eind 1805 enkele dagen
op 'Der Boede', waar hij een plan maakte voor de nieuwe tuin. Van Doorn
zelf bezat een exemplaar van het, in tuinkringen zeer bekende 'Magazijn
van Tuin-sieraden' van Gijsbert van Laar, waardoor mag worden aangenomen
dat hij zich ook door dit modellenboek uit 1802 heeft laten inspireren bij
het aanpassen van de tuinen rond 'Der Boede'. Er werden enkele stukken akkerland
in de tuin opgenomen, waarvan er één tussen de twee ronde
vijvers in lag en één aan de zandweg naar Koudekerke, waarin
een vijver/drinkplaats werd opgenomen.
Ook ten zuiden van het huis werd een grote akker aangelegd welke langs de
oude rechte oprijlaan lag. Van Doorn liet echter een nieuwe oprijlaan aanleggen
welke afboog ten opzichte van de oude en nu direct uitkwam aan de voorkant
van het landhuis waar een groot plein lag. Aan het begin van de oude oprijlaan
liet mr. Abraham van Doorn het aangekochte hek tussen twee nieuwe hardstenen
posten (XVIIIA) plaatsen.(10) De oude monumentale
poort, welke zichtbaar was op de afbeelding uit de Nieuwe Chronijk van Zeeland
stond vroeger op dezelfde plek en moet dan dus al verdwenen zijn. Ten zuiden
van het huis was verder nog een moestuin en een boomgaard gelegen.
De in die tijd nog voornamelijk uit zand bestaande weg van Koudekerke naar
Vlissingen slingert hier tussen de tuinen van 'Moesbosch' en 'Der Boede'
door. Vermoedelijk is deze weg verlegd nadat Abraham van Doorn voor zijn
pachter de boerderij en de daarbij behorende bijgebouwen naast 'Moesbosch'
liet bouwen.
13.FRAGMENT KADASTRAAL MINUUTPLAN
SECTIE E, OOSTMOLENHOEK 1820
14.FRAGMENT VELDMINUUT MIDDELBURG
1857
Na de dood
van Abraham van Doorn erft zijn oudste zoon mr. Hendrik Jacob van Doorn
de buitenplaats. Hij was Heer van Westkapelle en vanaf 1829 droeg hij de
titel baron. Hendrik Jacob was werkzaam in Gent en Den Haag en hierdoor
kon hij maar weinig tijd doorbrengen op 'Der Boede'. In 1836 besloot hij
de buitenplaats te verkopen aan Mr. Johan Frederick Lantsheer, die echter
kort erna op 30 augustus 1838 op 'Der Boede' overleed. Hij was lid van de
Raad van Staten Provincie Zeeland en Raad van Middelburg. Zijn weduwe Henriëtte
Carolina Lantsheer - Schorer bleef tot haar dood in 1851 op de buitenplaats
wonen waarna het in handen kwam van haar dochter, Maria Jacoba Henriëtte
Lantsheer, die er na haar huwelijk met Mr. Johan Willem de Bruyn verbleef.
In deze periode werd (in 1857) de veldminuut van Middelburg gemaakt waarop
ook de 'Boehoek' staat aangegeven met het 'Huis der Boede'. Hierop is de
landschappelijke tuin zichtbaar, die door Van Doorn en Schorer werd aangelegd.
De tuin van de twee jaar eerder gesloopte buitenplaats Den
Triton is dan reeds opgenomen in de tuin van 'Der Boede', getuige enkele
paden die doorlopen van de ene in de andere tuin. Verder zijn diverse vijvers,
bos en gazons zichtbaar.
Nadat mr. Johan Willem de Bruyn op 8 september 1862 overleed, kwam 'Der
Boede' in bezit van de neef van zijn vrouw en neef van Johan Frederik Lantsheer:
Meinard Frederik Lantsheer, die in 1856 als rechter bij de arrondissementsrechtbank
in Middelburg werd benoemd en op 51-jarige leeftijd met Antonia Jacoba Maria
van Lynden trouwde. M.F. Lantsheer was de grondlegger van de verzameling
kaarten van het Zeeuws Genootschap, genaamd de 'Zelandia Illustrata'.
De zoon van Mr. Johan Willem de Bruyn, Willem Hendrik de Bruyn (burgemeester
van Melis- en Mariekerke), bewoonde 'Der Boede' vervolgens tot 1904, toen
hij door gezondheidsredenen gedwongen was te verhuizen naar Velp. Hij liet
in 1875 een nieuwe
hofstede genaamd 'Der Boede' bouwen aan de zandweg naar Vlissingen welke
hij vervolgens verpachtte.
In 1905 komt de buitenplaats
inclusief hofstede opnieuw in handen van de familie van Doorn als jhr. Aarnout
Marinus van Doorn het landgoed aankoopt. Hij doet de hofstede en 1 hectare
grond van de hand aan de toenmalige pachter De Lange die verder nog 16 ha
blijft pachten.
Op 19 april 1907 werd de toestemming voor een vrije wandeling op de buitenplaats
door de eigenaren ingetrokken, waarschijnlijk omdat een van de paden als
doorgaande weg werd gebruikt.(11) Op het bonneblad
van 1911 staat het pad aangegeven. In 1909 werd door Franse kloosterbroeders
een fors bod gedaan op de aankoop van het landgoed, wat werd afgeslagen(12).
15. FRAGMENT BONNEBLAD 1911 MET
AANGIFTE VAN DER BOEDE
Op 'Der Boede'
vonden in de beginjaren van de twintigste eeuw jaarlijks zendingfeesten
plaats waarvoor de buitenplaats dan een hele dag beschikbaar werd gesteld
door de eigenaar of bewoners. Zo ook in 1911. Van deze dag op 22 juni 1911
is in de Vlissingse Courant verslag gedaan. Hieruit bleek dat niet jhr.
Aarnout Marinus van Doorn (die het landgoed niet bewoonde), maar Henri Jaques
Emile Gerlach van Sint-Joosland werd bedankt voor het op die dag afstaan
van 'zijn buitenplaats'. Hij was vanaf 1908 burgemeester van Koudekerke
en liet even verderop het 'Huys
ter Schelde' bouwen dat in 1910 gereed kwam. Van 1908 bewoonde hij daarom
tijdelijk de buitenplaats. Op 17 juni 1912 verscheen opnieuw een bericht
in de Vlissingse Courant, waaruit kan worden opgemaakt, dat de buitenplaats
dan onlangs 'in andere handen' is gekomen en het vrije verkeer over de buitenplaats
wederom werd verboden. Aarnout Marinus van Doorn zal dan zijn teruggekeerd
naar de buitenplaats. Op 27 september 1912 vraagt zijn vrouw namelijk via
een advertentie in de Vlissingse Courant om een keukenmeid, wat er op duidt
dat ze weer op de buitenplaats wonen.
Bij een bijeenkomst van de vereniging Nehalennia in 1913 werd bij de bespreking
van het jaarverslag opgemerkt, dat in 1912 onder andere op buitenplaats
'Der Boede' een grote opruiming werd gehouden onder het geboomte(13).
Het begin van de twintigste eeuw werd overschaduwd door de Eerste Wereldoorlog,
welke werd gevolgd door een zware economische crisis. Jhr. Aarnout Marinus
had hiervoor zijn vermogen gemaakt als planter en als gevolg daarvan was
hij nog zeer betrokken bij de cultures, die in die tijd dubbel hard werden
geraakt. De familie van Doorn behoorde tot de negentiende eeuw tot de rijkste
families van Zeeland en belegden hun vermogen hoofdzakelijk in grond en
boerderijen in onder andere Koudekerke en Ritthem. Door het op gang komen
van de graanimport uit Amerika daalden de graanprijzen echter dramatisch
en konden de pachters in toenemende mate de pacht niet meer betalen en daardoor
daalde de onroerend goed prijzen. Daar bovenop kwam ook nog eens de Pachtwet,
waardoor het pachtrecht waarde kreeg en het eigendom van landeigenaren nog
verder in waarde daalde. Hierdoor was Aarnout Marinus van Doorn uiteindelijk
toch genoodzaakt om 'Der Boede' in 1924 onderhands te verkopen aan notaris
Jan Loeff.(14)
Nadat in 1925 de zendingsdag te Valkenisse werd georganiseerd, werd in 1926
hiervoor wederom 'Der Boede' uitgekozen. In het verslag van die dag, dat
in de Vlissingse Courant op 25 mei 1926 werd gepubliceerd, werd Jan Loeff
bedankt voor het beschikbaar stellen van 'Der Boede'.(15)
De familie Loeff heeft echter nooit op deze buitenplaats gewoond en ook
de dreiging van sloop en herverkaveling van 'Der Boede' werd door zijn aankoop
niet weggenomen. Het landgoed bleef in zijn eigendom al werden in 1926 wel
enkele snippers van het landgoed ten behoeve van de weg erlangs aan de gemeente
Koudekerke verkocht.
Jan Loeff verkocht eind november 1932 wel een aantal bomen, waaronder 27
olmen, 2 eiken en een den, allen afkomstig van 'Der Boede'.(16)
De sloopdreiging werd pas in 1939
afgewend nadat de buitenplaats door bankier Jacob Mees werd aangekocht van
de familie Loeff, welke na het overlijden van Jan Loeff in 1935 eigenaar
was gebleven.
Niet lang hierna, in 1940 werd, tijdens de bezetting door de Duitsers, het
landgoed gevorderd om als huisvesting voor Wilhelm Münzer en zijn staf
te dienen. Tijdens deze periode is het originele interieur grotendeels beschadigd
en door verbouwingen vervolgens verloren gegaan. Zo werden er wastafels,
waterleidingen, afvoeren en centrale verwarming aangelegd. Het huis zelf
werd slechts één maal tijdens de inundatie door hoog water
bereikt waardoor het hierdoor relatief weinig schade opliep. De tuin en
bijzondere flora leden wel onherstelbare schade. Slechts enkele bomen overleefden,
mede dankzij het feit dat 'Der Boede' zo´n 4 meter boven NAP ligt.
De inundatie was na de oorlog aanleiding om op Walcheren en dus ook in Koudekerke
grondige veranderingen door te voeren.
16. FRAGMENT TOPOGRAFISCHE
KAART UIT 1949
17.
FRAGMENT TOPOGRAFISCHE KAART UIT 1962
De hierboven getoonde kadastrale
kaart uit 1949 laat zien, dat de oude slingerende weg tussen de buitenplaatsen
'Der Boede' en 'Moesbosch' net is aangepast, waarna diverse stukken grond
van 'Der Boede' bij 'Moesbosch' werden gevoegd. De herinrichting van 'Der
Boede' werd door landschapsarchitect Christiaan Pieter Broerse (1902-1995)
ter hand genomen. Broerse is met name bekend geworden door zijn uitgesproken
voorkeur voor inheemse beplantingen de vrije of ruige aanleg van perken
en weides, zodat een bijna romantisch geheel ontstaat dat goed past bij
de Engelse landschapsstijl. Van het oorspronkelijke negentiende-eeuwse tuinontwerp
zijn hierna nog slechts enkele elementen terug te vinden, zoals de lindekom
en enkele akkers. De entree en toegangspoort werden na 1949 verplaatst naar
de huidige plek waarmee ook de oude laan definitief verdween.
Na de droogmaking van Walcheren werd 'Der Boede' gebruikt voor de opvang
van repatrianten en oorlogsinvaliden. Later kwamen er ook verplegings- en
zorgbehoevenden uit de directe omgeving in 'Der Boede' wonen waardoor op
15 augustus 1949 het eerste verpleeghuis van Nederland ontstond. De Stichting
Rusthuizen Walcheren nam op 1 januari 1950 voor f 45.000,- het landgoed
over van Mevrouw Mees - van Stolk, de weduwe van de inmiddels overleden
Jacob Mees. In 1953 werden twee verpleegvleugels aan het hoofdgebouw toegevoegd,
naar een ontwerp van prof. Marius Frans Duintjer. Aannemer was W.F. Christiaansen
uit Vlissingen. H.M. Koningin Juliana opende vervolgens op 30 september
1953 verpleeghuis 'Der Boede' en schonk een koppel herten aan het nieuwe
hertenkamp, dat op een van de vista's van 'Der Boede' is gerealiseerd.
18. en
19. LINKS OPENING VERPLEEGHUIS DER BOEDE IN 1953 DOOR H.M. KONINGIN JULIANA,
RECHTS DE UITBREIDING DOOR DUINTJER
Verpleeghuis
'Der Boede' werd in 1958 door architect Arend
Rothuizen met 'Ter Poorte' uitgebreid. Toen is ook de vijver aan de
voorzijde aangelegd. Deze heeft dus niets te maken met de oude gracht rond
het oude kasteel. Bij het 'Der Boede' uit 1752 behoorde vanouds een koetshuis
met stallen en een woning voor de koetsier. Deze werden in 1970 gesloopt
toen voor het personeel de cafetaria 'Koetshuis' werd gebouwd.
In 1975 werd de uitbreiding 'De Vliedberg' gerealiseerd.
Door de capaciteitsgroei zorgde de zorginstelling in de loop der jaren voor
steeds meer werkgelegenheid in Koudekerke. 'Der Boede' was eigendom van
de Stichting Voor Regionale Zorgverlening (SVRZ), voorheen was dit 'Stichting
(Verpleeg- en) Rusthuizen Zeeland'. De zorginstelling besloot om het terrein
grotendeels te verlaten en nam daarom het initiatief om het in een zeer
slechts staat verkerende landhuis, te restaureren,
te herbestemmen en in 2013 te verkopen aan een investeerder.
20. UITBREIDING TER
POORTE ONTWORPEN DOOR ARCHITECT AREND ROTHUIZEN
21.LUCHTFOTO DER BOEDE 1980
Het linker gedeelte
van het terrein aan de Ter
Poorteweg bleef eigendom van SVRZ. Hier is op maandag 19 september 2011
gestart met de bouw van zes groepswoningen met een dagactiviteitencentrum
voor Korsakov-patiënten
dat ontworpen werd door Van Aken Architecten uit Eindhoven. Mirjam Drost,
voorzitter directie SVRZ, sloeg samen met wethouder Chris Maas van de gemeente
Veere de eerste paal van de nieuwbouw. Bijna alle cliënten van de huidige
Vliedberg verhuisden naar het nieuwe onderkomen. De rest verhuisde voordien
al naar andere groepswoningen op Walcheren.
In oktober 2012
werden de groepswoningen opgeleverd en op vrijdag 27 september 2013 werden
ze officieel geopend. Op 28 september volgde een open dag voor publiek.
De groepswoningen zijn
vormgegeven als vrijstaande villa’s om het zelfstandige karakter van
de verschillende bewoners te benadrukken. De zwarte metselwerk gevels en
grote glasvlakken steken sterk af tegen het warmere hout van de entrees
die de wat zwaar aandoende gevels een iets vriendelijker uiterlijk geven.
De doelgroep die aan de Ter Poorteweg in Koudekerke woont zijn mensen met
Korsakov of niet aangeboren hersenletsel (NAH). Ze wonen samen in één
huis, runnen samen het huishouden maar kunnen zich ook terugtrekken in hun
eigen slaapkamer en badkamer met privcay. De woningen staan met de voorkant
naar elkaar toe zodat ze een gezellige straat vormen.
26. GROEPSWONINGEN TER POORTEWEG
KOUDEKERKE (28-09-2013)
Beschrijving
Der Boede
Het landhuis 'Der Boede' vertoont typische kenmerken van het werk van architect
en steenhouwer Johan Pieter van Baurscheit, zoals het balkon, de dubbele
consoles, de raamomlijstingen en het houtsnijwerk. Dit laatste kenmerkt
zich, door de bladmotieven en het vrouwenkopje, dat als ornament op de dakkapellen
is aangebracht. Hier onder staat zo'n vrouwenkopje (afbeelding 22).
Het huis is een prachtig voorbeeld van een voornaam achttiende-eeuws blokvormig
buitenhuis van zeven traveeën breed en vijf traveeën diep (20
x 15m). Het is gedecoreerd in de rustige en ingetogen Régance stijl,
een overgangsstijl tussen de Barok (Lodewijk XIV) en de Rococo (Lodewijk
XV). Het pand heeft een klassieke opbouw met souterrain (basement) met toogvormige
vensters, twee verdiepingen en een zolderverdieping met een rondlopend zadeldak
met dakkapellen. Voor- en achtergevel zijn bekroond met een klassiek driehoekig
fronton boven de drie, iets naar voren springende middentraveeën. De
gevels zijn verticaal geleed door middel van lisenen met erboven gekoppelde
consoles, die de zware kroonlijst en het fronton ondersteunen.
22. DE ACHTERZIJDE VAN HUIS DER
BOEDE IN 1904
23. DETAIL HOUTSNIJWERK
DER BOEDE
Het huis is
opgetrokken uit gladde donkerrode baksteen en is in de middentraveeën
van de voor- en achtergevel tot de kroonlijst met natuurstenen decoraties
in rustica motief versierd. Achter de ronde natuurstenen bordestrap aan
de voorzijde bevindt zich de ingang naar het souterrain. De trap heeft fraaie
rondlopende smeedijzeren balustrades. De natuurstenen omlijsting van deur
en balkonvenster erboven zijn sierlijk geprofileerd met als sluitsteen respectievelijk
een vrouwenhoofd en een palmet met voluten.
Het balkonvenster heeft aan beide zijden vleugelstukken met guirlandes.
Op beide uiteinden van het door consoles gesteunde balkon staan fraaie putti's
op hardstenen piëdestals met hiertussen zowel aan voor als achtergevel
smeedijzeren balkonhekken. De decoratie van voor en achtergevel is vrijwel
gelijk. De ronde bordestrappen verschillen van vorm en aan de voorzijde
vormt in het fronton het in hardsteen uitgewerkte wapen van Der Boede een
kleurige bekroning. Oorspronkelijk heeft er een andere afbeelding op het
wapenschild gestaan. Jacob van der Mandere had bij de bouw van 'Der Boede'
namelijk een wapenschild laten aanbrengen dat grote gelijkenis vertoonde
met dat van de gemeente Oosterland. Hij was namelijk ook ambachtsheer van
de Vier Bannen, een gebied tussen Ouwerkerk en Oosterland. De latere bewoner
Mr. Johan Willem de Bruyn ontdekte halverwege de negentiende eeuw dat het
wapen op de gevel niet overeenkwam met het originele wapen van 'Der Boede'.
Hij heeft toen het wapenschild laten overschilderen en liet het authentieke
'Der Boede' wapen aanbrengen.
24. HET WAPEN VAN DER
BOEDE
25. REPRODUCTIE VAN HET BEHANG
In 'Der Boede'
was geschilderd behang (doek) en een marmeren schoorsteenmantel aangebracht
met wit marmeren versiering (XVIIId), afkomstig uit een huis aan de Londensekaai
te Middelburg. De trap heeft gesneden balusters en enkele vertrekken bevatten
Lodewijk XIV stucwerk.(10)
Van Huis Der Boede is een groot aantal foto's op deze website verzameld,
deze zijn hier
te bekijken.
Renovatie
Der Boede
In 2002 werd door SVRZ een
zogenaamde 'Kanjersubsidie' verkregen waardoor de casco restauratie van
'Der Boede' mogelijk werd. Het restauratieplan werd vervolgens uitgewerkt
door architectenbureau Fritz te Bussum waarna de renovatie in 2004 van start
kon gaan. De beide gebogen zijvleugels die door Duintjer waren ontworpen
werden gesloopt en de indeling van het huis werd teruggebracht in haar oorspronkelijke
vorm. Er was vooral veel schade aan houten dakconstructies, goten, leien,
gevelkozijnen en natuurstenen elementen, zoals trappen, bordessen en gevelornamenten.
Binnen werd vooral aandacht besteed aan de restauratie van het stucwerk
aan wanden en plafonds en werd het gehele pand geschilderd. Ook de toegangspoort
werd weer in haar oude luister hersteld. In november 2005 werd de renovatie
van het monumentale 'Der Boede' afgerond waarna het te huis en een deel
van het landgoed te koop werd aangeboden.
27. VLISSINGSESTRAAT TE KOUDEKERKE
(RCE115)
De omringende
tuin lag er sinds 2005 verwaarloosd bij en ook de vooruitzichten waren lang
niet al te rooskleurig.
Het duurde nog tot december 2017 alvorens het landhuis opnieuw bewoond werd.
Jorn de Boer en Jorien Verdijk uit Utrecht betrokken met hun jonge gezin
het huis. Ze startten er met het leefbaar maken van de casco vertrekken
en de voorbereidingen voor het openen van een Bed & Breakfast. Deze
zal gaan bestaan uit drie studio's. Een openingsdatum is nog niet bekend.
Stichting Het Zeeuwse Landschap helpt met het onderhoud van de tuin en het
bos.
Transformatie
Der Boede
Er waren al geruime tijd plannen om op het landgoed appartementen te bouwen
waarmee het zijn oorspronkelijke rustige en open parkachtige karakter zou
gaan verliezen. Tussen 2005 en 2013 heeft SVRZ het merendeel van de patiënten
die op het landgoed gehuisvest waren in kleinere zorgcentra op Walcheren
ondergebracht en is in 2010 gestart met de sloop van verpleeghuis 'Ter Poorte'.
Begin 2011 werd de sloop ervan afgerond en later heeft 'De Vliedberg' ditzelfde
lot ondergaan. Voor beide complexen was geen plaats in het nieuwe landschapsplan
voor de herontwikkeling van het landgoed 'Der Boede', dat door Bosch en
Slabbers begin september 2011 voor het eerst werd gepresenteerd. Rond het
statige herenhuis was daarin wel plaats voor 19 villa's langs nieuw aan
te leggen lanen en de toekomstige bouw van drie zorgvilla's.
Op de 'spuizone' die de 19 villa's scheidt van het daarachter gelegen fruitteeltbedrijf
van Serier moest een historisch vormgegeven boomweide worden aangelegd.
Pas in juni 2013 werd het monumentale landhuis en een groot deel van het
landgoed verkocht aan een investeerder. Wat er na de jarenlange leegstand
van het landhuis en verwaarlozing van het park nog betaald moest worden
van de oorspronkelijke vraagprijs van 3,5 miljoen euro is niet bekend. In
de periode na juni 2013 is het landschapsplan van Bosch en Slabbers door
de nieuwe eigenaar van 'Der Boede' verder ontwikkelt en na diverse planaanpassingen
is pas in 2016 het bestemmingsplan herzien. Hiermee werd de formele verkaveling
van Der Boede door de gemeente Veere mogelijk gemaakt.
Inmiddels zijn vrijwel alle kavels verkocht en zijn er sinds 2019 al diverse
woonhuizen verrezen in het jongste uitbreidingswijkje van Koudekerke. Lees
verder
bronvermelding:
tekst: Sjoerd de Nooijer
afb. 1: Sjoerd de Nooijer
afb. 2: beeldbank ZA ZI-II-0158
afb. 3: beeldbank ZA ZI-II-0157
afb. 4: beeldbank ZA ZI-II-0159
afb. 5: beeldbank ZB 9532
afb. 6: atlas hattinga, deel 8, 1750
afb. 7: Sjoerd de Nooijer
afb. 8: archief H.J. van Doorn
afb. 9: Collectie Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, objectnummer 19.332
afb. 10: archief H.J. van Doorn
afb. 11: Sjoerd de Nooijer
afb. 12: Sjoerd de Nooijer
afb. 13: minuutplan E, 1811-1832
afb. 14: topografische kaart, 1857
afb. 15: topografische kaart, 1911
afb. 16: topografische kaart, 1949
afb. 17: topografische kaart, 1962
afb. 18: beeldbank ZB 25096
afb. 19: beeldbank ZB 14301
afb. 20: Sjoerd de Nooijer
afb. 21: C.J. Smolders
afb. 22: beeldbank ZA ZI-II-0161B
afb. 23: Sjoerd de Nooijer
afb. 24: Sjoerd de Nooijer
afb. 25: beeldbank ZA ZI-II-0162A
afb. 26: Sjoerd de Nooijer
afb. 27: Collectie Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, objectnummer 506.139
geraadpleegde bronnen:
- Smolders, C.J., Het landgoed Der Boede, Koudekerke, 1990
- Gargon, M., Walcherse Arkadia, Leiden, 1715-1717
- Smallegange, M. Nieuwe Chronijk van Zeeland, Middelburg, 1696
- Breedveldt Boer, I.M., Tekenen en vasseren : Het bedrijf van Jan Peter van Baurscheit (1699 - 1768) en de architectuur in het tweede kwart van de achttiende eeuw, Proefschrift Universiteit Utrecht, 2003
- dhr. H.J. van Doorn
- dhr. H.R. van Doorn
- Jasper Verhage
- Zeeuws Archief (ZA)
- Atlas Hattinga, Kaart van Walcheren [blad 8], (1750), inv. nr. 23
- Collectie Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed
- Zeeuwse Bibliotheek (ZB)
- www.krantenbankzeeland.nl
- www.watwaswaar.nl
- Koninklijke Bibliotheek
- www.kranten.kb.nl
- www.kich.nl
toelichting afbeelding 5:
Afbeelding afkomstig uit Smallegange, M. Nieuwe Chronijk van Zeeland, Middelburg, 1696, P. 670-671.
toelichting afbeelding 8:
Tijdens de renovatie van Der Boede is het houtsnijwerk in de werkplaats van Riaan Rijcken te Koudekerke gerestaureerd en werden de oude beelden ontdaan van oude verflagen.
voetnoot 1:
Dit blijkt uit archiefonderzoek door Jasper Verhage naar de familie van Grypskercke.
voetnoot 2:
bron: Rekenkamer van Zeeland D. Acquiten behorende bij de 18de rekening van de rentmeester Hendrik Radermaker van 1 oktober 1615 tot 30 september 1616, aktenummer 76, aktedatum 22 september 1616
voetnoot 3:
bron: I.M. Breedveldt Boer
voetnoot 4:
Al in 1745 had ook burgemeester Anthony Pieter van Dishoeck van Baurscheit
opdracht gegeven voor de bouw van zijn ambtswoning. Dit pand is later bekend
geworden als het Van Dishoeckhuis en is nog korte tijd als stadhuis gebruikt
tot het in 1986 werd gesloopt. De panden hadden veel overeenkomsten.