1. 'T HOF
ANDERWIJK OP FRAGMENT ATLAS HATTINGA UIT 1750
Hof Anderwijk
blijkt bij nadere beschouwing tot het rijtje buitenplaatsen te behoren dat
tussen 1650 en 1800 is gesticht en voortkwam uit een iets oudere hofstede
die voor 1641 moet zijn gebouwd. Samen met Westerbeek,
Moesbosch,
Der Boede,
Fleurenburg
en De Triton
vormde het in de achttiende eeuw een cluster van buitenplaatsen. Het grondgebied
van Anderwijk lag aan weerszijden van de huidige Boksweg,
en wel aan Koudekerkse kant. Op de plek waar later het buitenverblijf zou
verrijzen, even ten oosten van het nu bekende tuincentrum Intratuin, bewerkten
in de loop der tijd diverse boeren hun land. Daar kwam verandering in toen
in het tweede kwart van de zeventiende eeuw Quirijn Willems vijf naast elkaar
gelegen stukken grond kocht.
In de Overloper van de Westwatering van Walcheren uit 1648, wat een soort
belastingregister is, zien we dat de percelen in het zogeheten Jacob Cornelisblock
(of Coppe Cornelisblok) in Koudekerke liggen. De percelen waren van mr.
Heijndrick Rosa (3 quarts en 8 roeden), van Laureijs Laureijsse (97 roeden)
en van de kinderen van wijlen Huijge Adriaen Clais 'de oude' (1 gemet en
43,5 roeden).(1) Van Adriaen Loijsse kocht
hij twee percelen (1 gemet en 43,5 roeden + 442 roeden). Bij elkaar vergaarde
Quirijn Willems zo 4 gemeten en 154 roeden, waarop hij voor 1641 een hofstede
liet verrijzen.
De Vlissingse magistraat Quirijn Willems, die in Vlissingen woonde, had
kennelijk behoefte aan een nieuwe uitdaging buiten de stad. Over het leven
van Quirijn Willems is niet veel bekend. We zullen het moeten doen met wat
bijeengesprokkelde gegevens. De stadsbestuurder was getrouwd met Leuntje
(Apollonia) van Roo, met wie hij zes kinderen had. Hij bekleedde in de periode
1645-1652 de functie van schepen van Vlissingen (soort wethouder) en in
1649 die van 'gedeputeerde wegens Vlissingen in de Staten van Walcheren'.
Quirijn Willems overleed in 1652. Ook na hem bleven meerdere Vlissingse
stadsbestuurders een rol spelen in de geschiedenis van Anderwijk. De hofstede
werd op de kaart van Christoffel Bernaerds uit 1641 en de Walcherenkaart
van Nicolaas Visscher en Zacharias Roman uit 1655 vermeld.
Op 18 september 1674 besloten
de erfgenamen van Willems om hun bezit van de hand te doen. Weduwe Willems
was reeds in 1669 overleden en de vier dochters Janneke, Catelijnke, Susanna
en Apollonia en de zonen Quirijn en Michiel zagen in dr. mr. Georgius Sorgeloos
een goede opvolger. De veelzijdige Sorgeloos, een prachtige naam trouwens,
was naast medicus en jurist ook stadsbestuurder van Vlissingen. Hij was
vanaf 1673 raad en vele jaren schepen in de periode 1675-1692. We komen
zijn naam twee maal tegen in de Stadsresoluties van Vlissingen. In 1688
besluit de plaatselijke overheid hem toestemming te verlenen voor het "verleggen
van den steenen voetpad bij zijn hofsteede [Anderwijk] lopende na Coudekerke,
lopende bewesten den publicquen rijweg, te brengen beoosten den rijweg over
zijn land geconsentreert". Het pad werd dus in het vervolg over
het grondgebied van Anderwijk geleid.
De tweede maal, kort voor zijn dood, gaat de resolutie over Sorgeloos' aanstelling
tot 'ontvanger van de Excue'. Hij werd daarmee voor Vlissingen de ontvanger
van vertrekbelasting.
2. FRAGMENT KAART ROMAN-VISSCHER
1655
Het vermoeden bestaat dat
de aanleg van het voetpad in 1688, te maken had met het rond die tijd gerealiseerd
herenhuis op het grondgebied van de hofstede aan de Boksweg. Met de bouw
van dit huis veranderde het agrarisch bedrijf in een buitenverblijf met
een statige oprijlaan. We mogen aannemen dat Sorgeloos ook verantwoordelijk
was voor de naamgeving Anderwijk. Bij een statig buitenverblijf kon een
identiteit immers niet uitblijven.
Het verging Anderwijk in die zin niet anders dan vele andere buitenplaatsen;
van eenvoudige hofstede in de zeventiende eeuw naar een statig luxeverblijf
voor patriciërs en weer terug naar de oorsprong van boerenbedrijfje.
Voor de naamsverklaring zullen we ons helaas moeten bezondigen aan giswerk.
Het woord 'wijk' lijkt in elk geval duidelijk. Dat komen we verschillende
in de buurt liggende lusthoven tegen: Westerwijk,
Poelwijk, Putwijk en Zeewijk. 'Vicus' of wijk werd gebezigd bij een kleine
nederzetting in de nabijheid van de stad. En om bij dat woord te blijven:
een buitenplaats was een prachtige 'uitwijk' om de drukte, herrie en stank
van de stad te ontlopen. Maar waarnaar verwijst het woord 'ander'? Wat was
er anders? Het blijft voorlopig een onbeantwoorde vraag.
De volgende eigenaar van Anderwijk werd Willem de Vos, zoon van zijn gelijknamige
vader en van Maria van den Bussche. Hij kocht Anderwijk op 11 maart 1693
van dokter Sorgeloos. Willem werd waarschijnlijk geboren en groeide zeker
op in het huis Den Hert aan de Bierkaai. Dat voor de Vlissingse geschiedenis
zo belangrijke pand is nu Bellamypark 13. Opvallend is, dat ook De Vos schepen
van Vlissingen was (tussen 1692 en 1713) en, net als Quirijn Willems, gedeputeerde
bij de Staten wegens zijn stad (1705). Leuk om hier te vermelden is, dat
er van de vader van De Vos een zelfgeschreven Overloper van de Westwatering
van Walcheren bewaard is gebleven. De Vos senior maakte een kopie toen zoon
Willem nog in de luiers lag. Hij vermeerderde het werk met informatie over
eerdere eigenaren van voornamelijk percelen land en hofsteden.
De Vlissingse dominee Mattheüs Gargon schreef in zijn Walcherse Arkadia
II uit 1717: “Niet verre [van Der
Boede] waren zy gereden, of Ewoud, ziende ter rechterhand Hof aan Hof
en voor uit drie of vier hooge Torens nevens eenige Huizinge in ’t
geboomte, begon weder te vragen, wat dit voor Plaatzen waren, en of het
gantse Land hier in Lusthoven en Heeren-huizen bestond.” Gargon
heeft het hier over het in de inleiding aangestipte cluster van buitenplaatsen,
waarvan het Anderwijk van Willem de Vos deel uitmaakte.
Na De Vos' vroegtijdige dood in 1721 bleef de lusthof nog lange tijd in
het bezit van de familie. Zoon Jasper en zijn vrouw, jvr. Christina Tant,
ontfermden zich over Anderwijk, terwijl zij hun vaste woonadres hadden in
Vlissingen. Ook Jasper de Vos bekleedde ondertussen de functies van raad
en schepen en was verder rekenmeester bij de Rekenkamer van Zeeland. Al
in 1730 liet hij het leven.
1. FRAGMENT WALCHERENKAART
HATTINGA CA 1750
3. FRAGMENT MINUUTPLAN
KIEVITSHOEK 1823
Op bovenstaande
Walcherenkaart van de gebroeders Hattinga uit circa 1750, zien we "weduwe
De Vos" vermeld staan. Christina Tant nam dus nog lange tijd
na de dood van haar man de 'wijk' naar Anderwijk. Duidelijk is dat de oprijlaan
(de baene) nabij een bocht lag. Dat is nu de bocht waar de Gerbrandystraat
overgaat in de Vlissingsestraat,
precies op de grens tussen Vlissingen en Koudekerke. Als je 'de baene' volgde,
ging je rechts op het herenhuis af. Ook op de kadastrale kaart van Koudekerke,
opgemeten in 1823, zien we aan de vorm van het perceel nr. 243 waar het
intussen verdwenen weggetje moet hebben gelopen.
Pas in 1757 besluit de weduwe van Jasper de Vos haar bezit van de hand te
doen. De nieuwe eigenaresse van Anderwijk wordt haar zus Sara Tant. Deze
jonkvrouw had haar domicilie in de Nieuwstraat in Vlissingen en bezat nog
een klein speelhofje net buiten de stadsgrens, op het grondgebied van West-Souburg.
Van Anderwijk heeft ze niet lang kunnen genieten, want al in 1760 stierf
de ongehuwde Sara Tant.
Nog datzelfde jaar stuiten we op een zeer bekende familienaam: De Zeeuwse
tak van het aloude Vlaamse geslacht Van der Mandere. Engelbert Johan van
der Mandere (1744-1827), zoon van Jacob van der Mandere en Petronelle Geertruida
van Berckel, wordt dan eigenaar van de buitenplaats. Engelbert kreeg Anderwijk
door middel van een legaat van Sara. Zo viel hij als minderjarige al met
zijn neus in de boter. Hij moest nog even geduld hebben om de buitenplaats
daadwerkelijk te kunnen betrekken. Later komen we hem tegen als raad en
schepen van Middelburg.
Ruim tien jaar later verkocht Engelbert hof Anderwijk aan zijn vader. Dat
is best bijzonder. Er is dus een keer geen sprake van een transactie 'van
vader op zoon', zoals we doorgaans zien, maar één 'van zoon
op vader'. Vader Jacob van der Mandere had in die periode al enige tijd
het voorname Der
Boede in zijn bezit. Bij bestudering van koop- en verkoopdocumenten
uit de Rechtelijke Archieven Zeeuwse Eilanden kunnen we opmerken, dat Anderwijk
vanaf 1711 in één adem wordt genoemd en verschillende malen
wordt getransporteerd tezamen met Der Boede. In het vervolg kunnen we zodoende
een parallel trekken tussen de eigenaren van beide buitens.
Mr. Jacob van der Mandere (1707-1775), heer van Ouwerkerk op Duiveland,
was tijdens zijn arbeidzame leven actief in de magistraat van Vlissingen,
sinds 1726 als raad, in 1732-1733 als schepen en later als burgemeester.
Daarnaast was hij tussen 1736 en zijn dood nog bewindhebber van de VOC.
Een invloedrijk man, zo kunnen we vaststellen. Overigens besloot Van der
Mandere in 1773 een klein deel van de grond van Anderwijk af te staan. Zo
werd lokale landbouwer Jan Baert de mogelijkheid geboden hier een eigen
boerderijtje te stichtten. Dit kleine stukje grond van Anderwijk (107 roeden)
zal hierna apart in de boeken worden vermeld. Na Baerts dood zwaaide zijn
weduwe Maatje den Hollander er de scepter. Na haar treffen we nog de landarbeiders
Hilles Braam in 1792 en Janis Adamse in 1798 aan, die op het losgemaakte
stukje Anderwijk wonen en hun bedrijfje runnen.
Het verdere verloop van de buitenplaats is uiteraard een ander verhaal.
Na de dood van Jacob van der Mandere in 1775 en zijn weduwe Petronella Geertruida
van Berckel (1716-1780) erfde Jacobs dochter, vrouwe Johanna Susanna van
der Mandere, hun bezit in 1781. Deze Johanna was getrouwd met Paulus Ewaldus
van de Perre, telg uit Middelburgse tak van deze bekende familie. Als zij
in 1790 sterft, duikt haar minderjarige dochter Jacoba Johanna van de Perre
op in de archiefdocumenten. In dat jaar erfde de slechts twaalfjarige overigens
niet alleen haar moeders nalatenschap, ook haar puissant rijke oom, de beroemde
mr. Johan Adriaen van de Perre, liet Jacoba Johanna één derde
gedeelte van zijn vermogen na.
Met de komst van een Van de Perre waren de Van der Manderes zeker niet uit
beeld geraakt. Zoals dat in die tijd regelmatig gebeurde in hogere kringen,
trouwde Jacoba Johanna in 1797 haar neef Johannes Cornelis van der Mandere!
Erg lang heeft de invloed van beide aan elkaar verwante families echter
niet meer geduurd, omdat mr. Abraham van Doorn in 1805 zowel Anderwijk als
Der Boede kocht. Tussen Jacoba Johanna van de Perre en de Van Doorns was
er niet alleen een verre familieverwantschap. Er moet ook een hechte vriendschappelijke
band hebben bestaan, zo blijkt later. Uit Jacoba's nalatenschap uit 1835
kunnen we opmaken, dat de zes kleinkinderen van Abraham recht hebben op
de helft van haar omvangrijke bezit. Zelf overleefde Jacoba haar kinderen...
Mr. Abraham van Doorn kwam
voort uit een geslacht van kooplieden dat in de achttiende eeuw zijn heil
zocht aan de noordkust van Zuid-Amerika. Toen Abraham in 1760 werd geboren
in de Nederlandse kolonie Essequibo, een streek rond de gelijknamige rivier
in het huidige Guyana, hadden al drie generaties Van Doorn hier gewoond
en gewerkt. Hun koffieplantage bevond zich op Leguaan Eiland in de Essequibo-rivier.
De naam van de plantage mag dan wel toepasselijk Doornhaag hebben geheten,
het zakelijke pad van de Van Doorns ging echter over rozen. Met de koffiehandel
vergaarde de familie een astronomisch kapitaal. Om een studie te kunnen
volgen, kwam de jonge Abraham alleen naar Zeeland. Dat zal rond 1778 zijn
geweest. Zijn ouders had hij al verloren toen hij net drie jaar was. Abraham
keerde niet meer terug naar zijn geboortegrond. In onze provincie schopte
hij het ver, want later bekleedde hij diverse hoge functies. Van Doorn werd
namelijk raad, schepen en burgemeester van Vlissingen, in de Franse tijd
gecommitteerde in het Departementaal Bestuur en uiteindelijk landdrost van
Zeeland, de hoogste bestuurder van het departement.
4. LEGUAAN EILAND GUYANA
(GOOGLE)
Omdat Abraham
in het huwelijk trad met Pieternella Wilhelmina van Dishoeck kwam hij in
het bezit van het beroemde Van Dishoeckhuis in Vlissingen. Dat helaas in
1986 gesloopte 'stadspaleis' was in opdracht van Mr. Anthony Pieter van
Dishoeck gebouwd door de bekende Antwerpse architect en steenhouwer Johan
Pieter van Baurscheit. Van Doorn verwierf geleidelijk aan meer bezittingen
op Walcheren, waarvan de lusthoven in het ambacht Koudekerke de meeste indruk
maakten. Op het landgoed van villa Moesbosch
ligt Abraham nog altijd begraven, in de grafkelder
die hij zelf voor zijn familie oprichtte.
Abrahams zoon Hendrik Jacob werd door zijn huwelijk baron van Westkapelle
en was gouverneur van Zeeland. Later werd hij zelfs benoemd tot minister
van Binnenlandse Zaken. Zijn broer Anthony Pieter, vernoemd naar grootvader
Van Dishoeck, was in 1813-1814 burgemeester van Koudekerke en later rechter
in Middelburg. De Van Doorns bewezen niet alleen een erg vermogend te zijn,
maar tevens grote kwaliteiten te bezitten op bestuurlijk niveau.
Niet lang na de dood van Abraham van Doorn op 31 maart 1814, werd het herenhuis
van Anderwijk afgebroken. Van Doorn bezat al verschillende buitenplaatsen.
Vermoedelijk werd die hoeveelheid na de economisch gezien zware Franse tijd
(1795-1814), toch wat teveel van het goede. De zonen Hendrik Jacob en Anthony
Pieter erfden respectievelijk het voorname Der
Boede en het uit buitenplaats Westerbeek
voortgekomen Moesbosch.
De bevestiging van de ontmanteling van Anderwijk volgt een aantal jaar later
en komt van de hand van mr. Zacharias Paspoort. De hof komt voor op de lijst
van gesloopte lusthoven die Paspoort, advocaat en later rechter in Middelburg,
in 1820 samenstelde. Mede omdat hij een collega van Anthony Pieter van Doorn
was, mogen we hem als betrouwbare bron beschouwen. De bij Anderwijk behorende
boerderij bleef wel bestaan, zoals vaak het geval was. Een boerenbedrijf
was immers grotendeels zelfvoorzienend en kon in moeilijke tijden tegen
een stootje.
Uit de notariële akten van de Koudekerkse notaris Loeff kunnen we opmaken,
dat Jan IJzeboud op 3 mei 1819 de boerderij voor 950 gulden kocht van de
eerder genoemde Janis Adamse. IJzeboud en zijn vrouw Anna de Landmeter waren
juist een aantal dagen ervoor, op middelbare leeftijd, getrouwd. Na Jan
IJzenbouds door in 1854, boerde zijn zoon Abraham nog lange tijd hier, op
het gebied van het voormalige Anderwijk.
In de IJzeboudperiode ontstond de naam Boksweg,
naar Bartolomeeuws Boks, een vroegere eigenaar van de in de buurt liggende
boerderij De
Lange Pacht. De huidige Boksweg is een rechtgetrokken B-weg, die dwars
door het voormalige landgoed Anderwijk loopt. In april 1886 trad Pieter
Leynszoon Brasser in het huwelijk met Cornelia Aarnoutse. Daarna kocht het
stel het boerenbedrijfje van Abraham IJzeboud. Helaas heeft Pieter zijn
vak niet lang kunnen uitoefenen. De Koudekerkenaar werd niet ouder dan een
jaar of dertig en stierf al in november 1892, zijn vrouw en vier kinderen
achterlatend. In tegenstelling tot haar man bereikte Cornelia wel een hoge
leeftijd. Een paar jaar voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog blies
zij haar laatste adem uit.
Vanwege de oorlogshandelingen
trok familie Stroo, bestaande uit ouders, kinderen en een tante, aan het
einde van 1944, vanuit het aan de duinvoet liggende buurtschap Zwanenburg,
tijdelijk in het leegstaande boerderijtje van wijlen Cornelia Aarnoutse.
Dit onderkomen bleek vrij van water tijdens de inundatie van Walcheren.
Van hieruit kon zoon Dirk in deze moeilijke jaren zijn beroep als melkman
in Vlissingen uitvoeren.
De 86-jarige woont anno 2012 nog altijd in Vlissingen, om precies te zijn
in de wijk Paauwenburg. Een van de bewoners was de heer Dirk Stroo die in
2009 voor het wijkblad Klaver Vier met Jaco Simons sprak over de boerderij
Anderwijk:
5. HOF ANDERWIJK OP
BONNEBLAD VLISSINGEN UIT 1947
"Ik
kon mijn werk als melkman in Vlissingen voortzetten. In die tijd had ik
verkering met Cornelia de Buck van boerderij Torenzicht.
Daar had ik een schuurtje geïmproviseerd waarin ik mijn melkkar kon
stallen. Later, in 1948, ben ik met Corrie getrouwd." Aldus Dirk
Stroo, die vervolgt met een anekdote: "Ik weet nog,
dat ik hartstikke trots was op mijn pas aangeschafte Gazellefiets waaraan
de banden weliswaar ontbraken. Op het zoldertje van de boerderij had ik
mijn rijwiel goed verstopt voor de moffen. Als de Duisters langskwamen,
was de kans namelijk groot dat ze van alles meenamen. Toch ontdekte een
van die gasten mijn fiets, nam hem mee naar buiten en sprong er op. Omdat
een fiets zonder banden moeilijk in bedwang te houden is, reed hij regelrecht
de sloot in. Tjonge, wat hebben wij hem uitgelachen! Na de oorlog heb ik
nog jarenlang plezier gehad van mijn fiets. Mét banden, dat wel."
Anderwijk werd in het jaar (1947) waarop bovenstaande bonneblad van Vlissingen
werd vervaardigd ook gesloopt. Wat resten en het erf werden in 1950 toegewezen
aan timmerman en aannemer Jan Cornelisz de Kroo, geen onbekende in de Koudekerkse
bouwwereld. Met de naam De Kroo werd het definitieve einde van het eeuwenoude
Anderwijk werkelijkheid. Vlak daarna kocht de in de buurt wonende Krijn
Sparrentak de percelen grond op. Hij was al sinds 1927 eigenaar van boerderij
Moesbosch die ooit behoorde tot buitenplaats
Moesbosch. Deze hof is momenteel eigendom van de directie van Intratuin.
In 2012 stortte de grote landbouwschuur bij de boerderij in vanwege achterstallig
onderhoud. De nabijgelegen villa Moesbosch is tot op heden nog in bezit
van een Van Doorn.
Afsluitend een
aardig detail. Anderwijk begon met een Quirijn die stukken bouwland omvormde
voor 'eigen recreatieve' doeleinden; Anderwijk eindigde met een Qurijn (Krijn)
die het land weer terugbracht ten behoeve van landbouw. Ogenschijnlijk is
er op deze stille plek aan de Boksweg nooit iets geweest. We weten dat schijn
bedriegt. De foto hier links werd in 2009 door Jaco Simons gemaakt op de
kruising van de Galgeweg
en Boksweg en kijkt
in de richting van Vlissingen. Rechts zijn de regenboogflats van Paauwenburg
boven de bomen zichtbaar. Zowel aan de linkerzijde, dus richting Intratuin,
als aan de rechterzijde van de weg, lag buitenplaats Anderwijk.
6. BOKSWEG
EN OMGEVING OP 24-05-2009 FOTO JACO SIMONS
geraadpleegde bronnen:
- Gargon, M., Walcherse Arkadia II, Leiden, 1717
- Simons, J., Anderwijk, Klaver vier nr. 4, Vlissingen, 2009
- Simons, J., Hof Anderwijk, Den Spiegel, Vlissingen, 2012
- jhr. Rombout van Doorn
- Jaco Simons
- Dirk Stroo
- Atlas Hattinga, Kaart van Walcheren [blad 8], (1750), inv. nr. 23
- N. Visscher en Z. Roman, Atlas van Zeeland, Amsterdam/ Middelburg, 1655
- Zeeuws Archief (ZA)
- Gemeentearchief Vlissingen (GV)
- www.genealogieonline.nl
- www.zeeuwengezocht.nl
- www.watwaswaar.nl
voetnoot 1:
Dit zijn oppervlaktematen: één gemet bestond uit 300 roeden en komt nu overeen met circa 0,4 hectare. Een quart was ongeveer één vierde gedeelte van een gemet, dus circa 0,1 hectare