1. BUITENPLAATS VIJVERVREUGD
OP FRAGMENT ATLAS HATTINGA UIT 1753
Gelegen nabij de buitenplaatsen
Toornvliet,
Ter Hooge
en Zeerust
werd ooit de inmiddels verdwenen buitenplaats Vijvervreugd gesticht. Direct
aan de zandweg richting Koudekerke bevond zich het herenhuis, iets wat in
vergelijking met andere buitenplaatsen rond Koudekerke vrij ongebruikelijk
was. Uit kaarten van Walcheren is af te leiden, dat deze buitenplaats tussen
1678 en 1750 moet zijn ontstaan al is het aannemelijk dat de oorsprong dichter
bij 1750 ligt dan bij 1678. In 1750 gaf Hattinga de buitenplaats voor het
eerst aan en had het al een behoorlijke omvang, maar had het nog de naam
Vijverzicht. Op bovenstaande kaart is de naam duidelijk gecorrigeerd. Zeker
is dat de buitenplaats zijn naam dankt aan de achter het herenhuis aanwezige
vijvers. Zo is er op de bovenstaande kaart in de tuin een L-vormige vijver
te zien en een soort rechthoekige gracht, welke met elkaar in verbinding
stonden. Het eiland in de rechthoekige vijver is ooit bebouwd geweest, mogelijk
stond hier de menagerie.(1)
De vermoedelijk eerste eigenaar van Vijvervreugd was de heer Johannes Cocquelle
die de buitenplaats vooral als zomerverblijf zal hebben gebruikt en de rest
van het jaar in zijn woning in Middelburg verbleef. Johannes werd aan het
eind van de zeventiende eeuw geboren in Middelburg. In de tweede helft van
1703 werd hij toegelaten tot de Latijnse School, om daar vervolgens in 1709
af te studeren. Hierna studeerde hij te Leiden waar hij op 11 oktober 1714
promoveerde tot medisch doctor met zijn proefschrift 'De Pleuritide' (ontsteking
van het borstvlies) . Hij kreeg in 1719 zijn eerste aanstelling tot doctor
van het Gasthuis te Middelburg. Door zijn lucratieve nevenfuncties, waaronder
die als bewindhebber van de VOC (1742), werd hij een zeer vermogend man.
Reeds in 1723 trad hij toe tot de Middelburgse raad waar zijn collega, Johan
Assuerus Schorer als volgt over hem oordeelde: "Een
seer driftig schepsel .......gansch niet gesien onder de burgerij, maar
gehaat, zijnde van geen geboorte, ongodsdienstig in den hoogsten graad en
een voorstander van de rooms gesinde".(2)
Op 24 april 1747 was hij middelpunt van
volkswoede nadat de Franse troepen enkele dagen ervoor Staats-Vlaanderen
(Zeeuws- Vlaanderen) hadden bezet en er ook boven de Westerschelde paniek
uit brak. Verhalen van verraad deden de ronde en toen het gerucht ging dat
de toch al niet zo populaire Johannes Cocquelle de stad wilde ontvluchten
werd zijn woning aan de Vlissingsestraat op 24 april 1747 geplunderd. Verdere
escallatie werd ternauwernood voorkomen. De 'Vrede van Aken' bracht in 1848
rust in de streek en het huis aan de Vlissingsestraat werd hersteld.(3)
Op 4 november 1750 overleed Johannes Cocquelle te Middelburg en werd hij
op 11 november 1750 begraven in de Oude Kerk te Middelburg. Na zijn overlijden
in 1750 bleef zijn vrouw, Johanna Coenraets,
op 52-jarige leeftijd kinderloos achter. Zij hertrouwde in 1752 met Daniël
Schorer (1697-1770), die Griffier van het Hof van Vlaanderen te Middelburg
was en van 1734 tot 1755 de functie van directeur van de Commercie Compagnie
van Middelburg uitoefende.*
* De MCC was een onderneming die in de achttiende eeuw actief was op de
walvis- en kaapvaart. Deze werd vooral bekend vanwege de grote (en dubieuze)
rol in de internationale handel in slaven, die in de periode dat Schorer
directeur was, op zijn hoogtepunt was.(4)
2. PLUNDERING WONING COCQUELLE IN
1747
Het ijzeren hek dat oorspronkelijk
voor Vijvervreugd stond, bevatte het jaartal 1760. Of hieruit kan worden
opgemaakt dat het herenhuis in de tijd dat Daniël Schorer en Johanna
Coenraets eigenaar waren is herbouwd is of dat toen alleen het hek is vervaardigd,
is niet bekend. Op 7 november 1766 overleed Johanna Coenraets en vier jaar
later, op 13 november 1770, overleed ook Daniël Schorer. Op 25 april
1771 werd de buitenplaats voor de eerste maal publiekelijk te koop aangeboden
door notaris Jan Bouman.
Vermoedelijk kwam het niet tot een verkoop want op donderdag 13 februari
1772 werd de buitenplaats aan de Koudekerkse Zandweg wederom te koop aangeboden,
ditmaal door notaris S.M. van der Heyden Sinclair. Vijvervreugd had toen
een oppervlakte van 17 gemeten en 258 roeden en bestond uit plantagie, wei-,
zaai- en moesland.
In het archief van de Rekenkamer van Zeeland bevindt zich een document waarin
staat dat op 28 februari 1772 de hof Vijvervreugd uit de boedel van Daniel
Schorer is verkocht voor £ 1081:0:0 aan Johan Valentijn Sprenger,
ontvanger-generaal der Provincie Zeeland.(5, 6)
Johan Valentijn Sprenger was op 1 mei 1734 te Veere geboren en huwde Johanna
Cornelia Spoors (1744-1769). In 1766 vormde Johan Valentljn Sprenger met
zijn schoonvader Adriaan Spoors de firma Spoors & Sprenger, die handel
dreef op West-Indie, waaronder de kolonie Essequebo.
Johanna Cornelia overleed op 5 juli 1772, waarna hij hertrouwde met Jvr.
Maria Benundina Schorer. Zij kregen vier kinderen waaronder twee dochters.
Na het overlijden van Maria Benundina Schorer op 17 december 1785 en Johan
Valentijn Sprenger op 16 januari 1794 erven de twee dochters, Cornelia Louisa
Sprenger en Jacoba Petronella Sprenger, gezamenlijk Vijvervreugd. Uit het
huwelijk van Cornelia Louisa Sprenger en Jan Boogaert werd onder meer Charles
Jacques Boogaert geboren te Vijvervreugd op 3 juli 1810. Hij huwde met Anna
Elisabeth van Adrichem, geboren op 16 juli 1810 te Breda. Charles Jacques
Boogaert verwierf Vijvervreugd voor 3/8 ste deel door de aankoop van zijn
zusters deel op 19 februari 1851. Hij werd eerder al eigenaar van het 1/8
ste deel van zijn moeder toen deze op 2 maart 1830 overleed. De overige
helft van Vijvervreugd verkreeg hij na de dood van zijn tante Jacoba Petronella
Sprenger op 5 augustus 1850, uit de nalatenschap in 1851.
Charles Jacques Boogaert en zijn vrouw kregen vier kinderen. In 1858 werd
hij door Z.M. de Koning tot ridder van de Eikenkroon benoemd, voor zijn
dertigjarig dienstverband bij de schutterij waar hij kapitein was.(7)
Na zijn dood op 7 maart 1869 besloten de erven over te gaan tot de openbare
verkoop van Vijvervreugd. De uit Koudekerke afkomstige notaris Pieter Loeff
leidde op 19 november 1869 de verkoping, die plaats vond in herberg
De Hoop, van Cornelis Roose op het Dorpsplein te Koudekerke . De verkoping
duurde de gehele dag. Hier werd de buitenplaats, verkocht en als volgt omschreven:
"De tot zomer- en winterverblijf bijzonder geschikte BUITENPLAATS genaamd
"VIJVERVREUGD", bestaande in een kapitale voor weinig jaren grootendeels
verbouwde, zeer doelmatig ingerichte en goed onderhouden, HEERENHUIZINGE,
met Warande, ruimte en fraaie Vestibule, 4 Benedenkamers, waaronder een
royale Suite, 7 bovenkamers, allen behangen, velen gestukadoord en van een
Schoorsteen met marmeren Mantel voorzien; voorts Dessert-, Bad-, Providie,
mangel- en 2 Dienstbodenkamers, Keuken, Kelder, Zolders en verdere geriefelijkheden,
Koetshuis, Stalling, Tuinmanswoning, Schuur, Menagerie, net aangelegde Bloemen
Grasperken, mooie vijvers, zeer vruchtbaren Tuin met Schutting en Druivenkast,
Lessenaar en verdere Broeierij, Boomgaard en rijk beplant Bosch en 10 perceelen
extra goede wei- en bouwlanden." De totale buitenplaats was
10 bunders, 34 roeden en 50 ellen groot.
Door de openbare verkoop en verdeling in 16 kavels, is ongeveer te achterhalen
hoe Vijvervreugd 'met bosch van vermaak' er in 1869 moet hebben uitgezien:
Het hoofdgebouw, gelegen aan de straatweg naar Middelburg, in wijk C, op
nummer 18, werd verkocht met inbegrip van onder andere bomen, een ijzeren
hek, het mahoniehouten buffet in de suitte, zeven vaste spiegels, ramen
van de aanbouw, zonneblinden, een bedstede en nog andere inboedel. Dit beeld
kan worden aangevuld, als we onderstaande kaarten uit 1832 en 1857 vergelijken
met die van Hattinga. De vijvers hebben dan een iets andere, meer symmetrische
vorm gekregen en er is een derde ovale vijver bijgekomen. De formele tuin
heeft inmiddels plaats gemaakt voor een meer landschappelijke vormgeving,
zoals ook bij de naastgelegen buitenplaats Toornvliet te zien is. Verder
valt op, dat het huis tussen 1832 en 1857 aan de achterzijde moet zijn uitgebreid
met de eerder genoemde aanbouw welke vrij fors en rechthoekig van vorm moet
zijn geweest.
3. FRAGMENT VELDMINUUT
MIDDELBURG UIT 1857
4. VERZAMELPLAN KOUDEKERKE UIT
1811-1832
Het twee verdiepingen hoge
herenhuis was modern voor z'n tijd en had ongeveer deze symetrische indeling:
De hoofdentree bevond zich in het midden van de voorgevel en had twee naar
binnen slaande deuren met een gezamenlijke breedte van 1,5 meter. Aan weerszijden
van de entreehal lagen ruime kamers van ongeveer 6 bij 6 meter met links
een keuken en bijkeuken en rechts van de hal een ruime kamer, welke later
door de laatste bewoners de 'groene kamer' werd genoemd. Naast de keukendeur
bevond zich de toegang tot de kelder onder het huis. Achter de entreehal
bevonden zich nog twee vertrekken (de voor- en achterkamer) met dezelfde
afmetingen waaraan een glazen serre was gebouwd van circa 20m2, welke aan
de tuin grensde. Aan het eind van de entreehal was een trap naar de eerste
verdieping, waar zich nog eens vijf kamers bevonden, welke bijna allen een
afmeting van 6 bij 6 meter hadden. Later is één van de kamers
aan de voorzijde voorzien van een badkamer. Tenslotte bevatte het huis nog
enkele zolders. Zo was er een appelzolder en aardappelzolder.
Het symmetrische karakter van de indeling kwam ook naar voren in de gevelindeling.
Het rechthoekige classicistische gebouw bestond uit drie traveeën van
ieder ongeveer zes meter breed. In de middelste travee bevond zich de hoofdentree
met aan weerszijden smalle vensters. Dit deel van de gevel was voorzien
van lisenen en een groot fronton boven de daklijst, waarin zich een raamopening
bevond. Op de foto's zijn kleine beelden op de hoeken en het midden van
het fronton waarneembaar. Op de verdieping bevond zich recht boven de entree
een Frans balkon (met naar binnen openslaande deuren) en twee ramen. Boven
de ramen waren klassieke versieringen aangebracht. De twee buitenste traveeën
van de voorgevel hadden ieder één raam, dat in drie delen
was verdeeld en waarvan het middelste gedeelte omhoog kon worden geschoven.
Vijvervreugd heeft in de loop der jaren diverse verbouwingen ondergaan.
Voornamelijk aan de voorgevel, omdat de bepleisterde voorgevel in de negentiende
eeuw is aangebracht, terwijl de borstwering beneden de vensters bekleed
was met hardsteen, daterend uit de achttiende eeuw.
Van het pand zijn slechts enkele afbeeldingen
bekend, waarvan er hier één staat afgebeeld. Uit de verkoop
van de tweede kavel en de foto valt op te maken, dat er naast het hoofdgebouw
nog een tweede woonhuis stond, gelegen aan de straatweg naar Middelburg,
op adres C19. Bij de verkoop van dit huis met tuin hoorde ook een druivenkas
en een groot assortiment tuingereedschappen. Uit deze verkoop (en uit overlevering)
valt op te maken, dat Vijvervreugd een zeer bekoorlijke buitenplaats moet
zijn geweest met talrijke bloemperken waarvoor al het, bij de verkoping
opgesomde gereedschap, benodigd was.
5. VOORZIJDE VIJVERVREUGD GEZIEN
VANAF DE KRUISWEG IN 1930 (272)
Hendrik Jan van den Berge,
koopman te Middelburg bleek na de veilig met f 10.274,- de hoogste bieder
op de eerste kavel te zijn waardoor hij eigenaar werd van de buitenplaats
Vijvervreugd. De nieuwe eigenaar van de tweede kavel diende zich pas de
dag na de veiling aan. Het hoogste bod was namelijk uitgebracht door de
notarisklerk Willem Pelle in opdracht van een tot dan toe anonieme koper:
Mary Vincentia de Jonge. Zij was op 29 november 1839 met Johan Cornelis
Schorer getrouwd en woonde met hem op het naastgelegen Toornvliet.
De overige veertien percelen kwamen in handen van diverse kopers waarmee
de totale verkoop bijna f 50.000,- opbracht. Vijvervreugd versnipperde hiermee
feitelijk in zestien stukjes, maar desondanks bleven grote delen van het
bijbehorende bos, de vijvers en de tuinen bij Vijvervreugd horen. Hendrik
Jan van den Berge en zijn vrouw Pieternella Sterk betrokken op 13 mei 1870
Vijvervreugd en woonden er tien jaar. Op vrijdag 15 oktober 1880 wordt Vijvervreugd
in de uitspanning Pax
Intrantibus op 't Zand publiekelijk te koop aangeboden door de notarissen
P. Loeff uit Koudekerke en D. Verhulst te Middelburg. Vijvervreugd wordt
in de advertentie in de Goessche Courant van 9 oktober 1880 als volgt aangeprezen:
"De fraai aangelegde, met zware boomen beplante en
tot zomer- en winterverblijf geschikte buitenplaats 'Vijvervreugd', bestaande
in: Heerenhuis, tuinmanswoning, stal, koetshuis, menagerie, moestuin, boomgaard
en vijver, benevens eenige daaraangrenzende perceelen bouw- en weiland,
alles ter gezamenlijke grootte van 5 Hectaren 87 Aren 15 Centiaren, staande
en liggende in de gemeente Koudekerke, bij Middelburg, aan den straatweg
tusschen die gemeenten."(8) Op
16 oktober 1880 blijkt volgens een artikel in de Goessche Courant dat Vijvervreugd
voor f 9700,- is verkocht.(9)
Vanaf 28 mei 1883 is Johan van der Lek de Clercq eigenaar van Vijvervreugd.
Hij was rechter bij de Arrondisements- Rechtbank te Middelburg en gehuwd
met Jacoba Maria de Jonge van Ellemeet. Samen hadden ze één
dochter, Levina Anna Catharina van der Lek de Clercq. In 1894, werden bij
een bezoek van koningin Wilhelmina en de koninigin-regentes Emma aan Walcheren
zowel de buitenplaatsen Toornvliet als Vijvervreugd gepasseerd en werden
beide buitenplaatsen in een boekje dat dit bezoek beschreef als volgt omschreven:
"Toorenvliet, het buitenverblijf van den burgemeester
van Middelburg, den heer jhr. mr. L. Schorer, was prachtig versierd met
bloemen, vlaggen en planten en niet minder Vijvervreugd, het verblijf van
den heer jhr. mr. Van der Lek de Clercq; de fluwelen draperiën, met
goud omzoomd en de mooie planten daar maakten een goed effect."
Na de dood van Johan van der Lek de Clercq op 29 september 1900 betrekt
zijn dochter Vijvervreugd met haar echtgenoot Willem Constantijn van Panhuys.
Hij was burgemeester van Koudekerke van 1 juni 1901 tot 18 juni 1908. Op
8 november 1902 werd een grote houten loods met pannendak te koop en 'tot
afbraak' aangeboden die op het terrein van de buitenplaats stond. Notaris
Tak verzorgde de notariële afhandeling. In 1907, werd koningin Wilhelmina,
die op doorreis naar Koudekerke was, bij Vijvervreugd opgewacht door meisjes
die op een groot tapijt stonden en als onthaal bloemen voor het koninklijke
rijtuig strooiden. Er stonden hoge vlaggenmasten met Oranje, Mecklenburgse
en nationale vlaggen die kleurig afstaken tegen het donkere taxisgroen.
De koningin bedankte voor deze hulde.(10)
In 1908 vertrok Willem Constantijn van Panhuys met zijn vrouw naar Noordwijk.
Jacoba Maria de Jonge van Ellemeet, weduwe van Johan van der Lek de Clercq,
vertrok op 27 augustus 1902 naar Middelburg, waar ze in 1904 in het huwelijk
trad met Willem Polman Kruseman, griffier der staten van Zeeland. Nadat
haar dochter in 1908 Vijvervreugd verliet, keerde zij er terug, tot ze op
5 juni 1916 vertrokken naar Arnhem.
Vanaf begin september 1917
werd Vijvervreugd bewoond door kno-arts, de heer A.L.J. van Hoek en zijn
echtgenote L.C. van Hoek - van Hoek en hun dochter. Zij huurden Vijvervreugd
tot oktober 1922 van Jacoba Maria de Jonge van Ellemeet. In deze periode
is de hiernaast getoonde foto van de tuin van Vijvervreugd gemaakt.
Uit een dagboekverslag van de dochter Van Hoek valt nog op te maken, dat
in november 1921 een storm over Walcheren raasde waarbij een grote olm op
de buitenplaats geveld werd en de dakpannen en zinken gootstukken van de
buitenplaats waaiden.
6. TUIN BUITENPLAATS VIJVERVREUGD
IN 1920
Na het vertrek van de familie
van Hoek wordt de buitenplaats in 1922 in de Middelburgsche Courant te koop
aangeboden. Uit de advertentie is af te leiden, dat de buitenplaats dan
zeer goed onderhouden is en bestaat uit een 'gerieflijk heerenhuis' met
een grote marmeren bevloerde vestibule, geschilderde plafonds, een badkamer,
toiletten, glasleiding, vaste spiegels, buffet, eiken betimmerde heerenkamer,
koetsierswoning, tuinmanswoningen, koetshuis, stal, bos en vijvers groot
3 hectare.
De uit Rotterdam afkomstige heer Lucas Daniel Suringar werd de nieuwe eigenaar
van Vijvervreugd. Hij bezat ook een kasteel in Dussen en betrok het herenhuis
Vijvervreugd met zijn Middelburgse vrouw Elizabeth Gideonse pas in 1926.
Het echtpaar kreeg zelf geen kinderen maar adopteerde de Rotterdamse Madeleine
Dammerman (1929-2008) op jonge leeftijd (1 à 2 jaar) die hierna de
naam Suringar droeg. Omdat de Suringars een chauffeur in dienst hadden kon
Madeleine's zusje Lisette (1930) af en toe uit Rotterdam worden opgehaald
voor een bezoek aan haar zus. De foto van zo'n bezoek op Vijvervreugd is
mogelijk bij de theekoepel gemaakt die door Madeleine als speelplek werd
gebruikt.
7.DE ZUSJES LISETTE (L) EN MADELEINE (R) OP VIJVERVREUGD
OMSTREEKS 1935
8. FAMILIE SURINGAR OMSTREEKS 1935
Madeleine groeide op de buitenplaats
op tot deze in 1941, net als het nabij gelegen Toornvliet,
werd gevorderd door de Duitse landmacht. De familie Suringar vertrok toen
naar Rijnsburg.
De Duitse landmacht vestigde op de buitenplaatsen het hoofdkwartier van
de Atlantikwall op Walcheren en de beide Bevelanden, dat toen werd aangeduid
als 'Widerstandsnest Brunhild'. De divisiestaf die op Toornvliet
gelegerd was voerde in 1944 het commando over een infanteriedivisie van
circa 9000 militairen. Naast de divisiecommandant, Generalleutnant Wilhelm
Daser, bestond de staf uit 13 officieren, 35 onderofficieren en 131 manschappen.
Ook de artilleriecommandant, die het bevel voerde over een tiental batterijen
veldgeschut die voornamelijk op Walcheren waren opgesteld, verbleef op Toornvliet.
De 131 manschapen werden gehuisvest in enkele barakken in het park. Vijvervreugd
huisvestte de logistieke eenheden van de staf, waaronder de veldkeuken.
Kasteel Ter
Hooge was tenslotte ingericht als officiersmess en bood onderdak aan
de divisiecommandant.(11)
Als zenuwcentrum van de Atlantikwall was het centraal gelegen en beschutte
hoofdkwartier van groot strategisch belang. In de zomer van 1942 begon men
dan ook met de bouw van de eerste bunkers: een viertal dunwandige personeelsonderkomens.
Een jaar later was men door het luchtoverwicht van de geallieerden genoodzaakt
om bomvrije bunkers aan te leggen. Zo begon begin 1944 de bouw van een communicatiebunker,
drie commandoposten en drie personeelsonderkomens. Tevens werden twee personeelsonderkomens
en een keukenbunker gebouwd in het park van Vijvervreugd. Om de vele bunkers
in het park te camoufleren werden zij voorzien van zadeldaken en opgeschilderde
ramen, zoals ook in de kern Koudekerke gebeurde. Op de website van de stichting
bunkerbehoud is een fraaie luchtfoto geplaatst van het park waarin de
bunkers zichtbaar zijn.(11)
De bevrijdende inundatie van Walcheren had voor Vijvervreugd, net als voor
vele andere buitenplaatsen, catastrofale gevolgen. De bossen en vijvers
werden dagelijks overspoeld door de zee, terwijl de buitenplaats er eenzaam
en verlaten bij stond, met het klotsende water in de salons. Nadat het water
was verdwenen bleef een desolaat landschap met kale bomen achter wat in
niets meer deed herinneren aan de ooit zo fraaie tuinen van Vijvervreugd.
In december 1950 werd door Ned. Heide
Mij. begonnen met het uitbaggeren van de vijvers van Vijvervreugd. Dit was
de laatste Walcherse buitenplaats die nog hersteld en beplant moest worden.
In 1951 werd met de herbeplanting gestart.
Christiaan Pieter Broerse (1902-1995) heeft op verzoek van de Stichting
Nieuw Walcheren na de inundatie vele groen- projecten op Walcheren ontworpen
en begeleid. Zo ook het park Toornvliet,
dat naast Vijvervreugd lag. Broerse nam de bunkers bij Toornvliet op in
het nieuwe parkontwerp, zoals zichtbaar is op de luchtfoto uit 1956. Ook
Vijvervreugd is op de luchtfoto te zien inclusief de bunkers, die daar in
de jaren zestig zijn gesloopt.
9. LUCHTFOTO 1956 VAN PARK TOORNVLIET
MET VIJVERVREUGD (LINKSBOVEN)
Op 20 augustus 1941 werd
door de Duitse bezetter een grenswijziging doorgevoerd waardoor Vijvervreugd
en Toornvliet
op Middelburgs grondgebied kwamen te liggen. De familie Suringar bleef na
de bevrijding eigenaar van Vijvervreugd.
In 1948 overleed Lucas Daniel Suringar in zijn nieuwe woonplaats Leiden.
In 1943 was zijn vrouw Elizabeth reeds overleden
waardoor de 19-jarige Madeleine de inmiddels vervallen buitenplaats en inboedel
erfde. Zij studeerde toen in Leiden en had geen trek in een verblijf in
het inmiddels vervallen en leegstaande herenhuis in Middelburg. Ze verleende
een gunst aan haar vroegere Hervormde School op 't Zand, die naarstig op
zoek was naar huisvesting, door Vijvervreugd beschikbaar te stellen. Zij
liet een van de grote kamers geschikt maken als schoollokaal, zodat meester
Schipper er met de twee hoogste klasssen in terecht kon tot dat de nieuwe
school eind 1949 gereed kwam.
Na de afhandeling van de erfenis en de verkoop van Vijvervreugd, begin jaren
vijftig, vertrok Madeleine met de Holland Amerika Lijn naar Mexico en de
Verenigde Staten. Haar één jaar jongere zuster Lisette kreeg
een deel van de inboedel die zij op dat moment goed kon gebruiken, omdat
zij juist in Amsterdam op zichzelf ging wonen. Een deel hiervan is via vererving
in bezit van de familie Woltering gekomen, waaronder ook hele gewone gebruiksvoorwerpen
zoals theedoeken met de initialen van de familie Suringar.
De buitenplaats werd in 1950 verkocht aan ir. F.H. Klokke, architect te
Middelburg, welke het in 1955 weer doorverkocht aan het bedrijf Focus Veilig.
Vanaf 9 december 1950
is er sprake van een 'kleuter dag- en nachtverblijf'
in Vijvervreugd
dat ook
als 'kindertehuis van zuster H.H. Dop' bekend stond. Zuster Dop was zeer
toegewijd en had circa twintig kinderen onder haar hoede, die door allerlei
redenen voor korte of lange tijd aangewezen waren op dit onderkomen.
Het huis bood plaats aan 2 grote speelzalen, een serre voor de kleintjes,
een grote hal, die als eetzaal gebruikt werd, was- en kleedkamers, keuken
en bijkeuken. Boven waren drie grote slaapzalen en een kleine ziekenkamer.
Op 29 maart 1958 opende zij een nieuw kindertehuis, in een grondig verbouwd
woonhuis aan de Koudekerkseweg 114.
De Haagse familie Kooistra betrok het inmiddels leegstaande Vijvervreugd
(Koudekerkseweg 141) op 14 november 1958, nadat de in 1909 geboren Leeuwarder
Luitzen (Sapeszoon) Kooistra Hoofd Opleidingen werd bij de militaire kazerne
aan de Zuidsingel te Middelburg. Hij bewoonde het huis samen met zijn vrouw
en drie kinderen. Het gezin had een werkster in dienst: Een oudere vrouw
in klederdracht die woonde in een piepklein huisje aan de Koudekerkseweg
(richting Koudekerke, net na het landgoed links, voor de Abeelse weg).
De ‘groene kamer’ aan de voorzijde
van het huis was de enige ruimte die nog aan het voormalige kindertehuis
van juffrouw Dop herinnerde. De naam ‘groene kamer’ werd er
door de familie Kooistra aan gegeven, vanwege de kleur van de ruimte waarin
een hele rij kleine wc’tjes stond.
Nadat het woonhuis werd bewoond werd de voortuin opnieuw ingepland en werd
omstreeks 1958 de hiernaast afgebeelde foto van het herenhuis en het naastgelegen
koetshuis gemaakt.
10. HERENHUIS VIJVERVREUGD AAN DE
KOUDEKERKSEWEG IN 1958 (K002)
De voor- en achterkamer, die beiden aan
de achterzijde van het huis lagen, waren met hoge schuifdeuren met elkaar
verbonden en boden beiden toegang tot de glazen serre waarin ook wel eens
padden zaten, zo vertelde de heer Jan Willem Kooista. In de achterkamer
en de hal stonden oliekachels voor de verwarming. De andere kamers werden
verder alleen met open haarden verwarmd. “Vooral
die in de ‘voorkamer’ werd veel gebruikt, er werd dan een boomstronk
uit het bos gehaald en er half in half uit in gelegd, als die dan een stukje
opgebrand was dan werd die er een beetje verder ingeschoven."
Het hele huis was voorzien van enkel glas. “Vooral
in de winter was het er niet te harden, je moest een jas aan om naar bed
te gaan. En ’s morgen meer dan eens werd je wakker met je bevroren
adem op de dekens, en ijsbloemen op de ruiten.” De plafonds
(ca 4,75 meter hoog) waren gestucd en versierd met allerlei figuurtjes,
vooral van fruit zoals appeltjes, peertjes en druiven. “Er
is eens een keer een appeltje naar beneden gevallen, in de ‘voorkamer’,
op een glazen salontafel waar het appeltje een perfect rond gat in achterliet.”
aldus Jan Willem Kooistra.
11. INTERIEUR VIJVERVREUGD KERST 1961 (K012)
Het koetshuis had een soort
muurschildering op de muur naar de weg gericht van een gestileerd zwart
paard. In de stallen, rechts naast het koetshuis, hing een kroonluchter
die een keer op een nacht met donderend geraas naar beneden kwam. De bewoners
vonden hierna nog lange tijd stukjes kroonluchter. Mogelijk betrof het hier
een van de kroonluchters met kaarsen die vanoudsher in het herenhuis aanwezig
waren. Volgens oude omschrijvingen was het huis in vroeger tijden namelijk
voorzien van dergelijke kroonluchters, talrijke kostbare meubelen, kamers
met tapijten en spiegels tussen de ramen van de tuinkamers waardoor het
geheel nog groter leek dan het in werkelijkheid was.
De Stichting Verpleeg- en Rusthuizen Zeeland (SVRZ) werd op 16 januari 1961
de eigenaar van het vijf hectare grote landgoed Vijvervreugd.
Daar verrees een verpleeginrichting met een capaciteit van 180 patiëntenbedden
voor minder begaafde kinderen. Het complex werd ontworpen door de architecten
A. Rothuizen en P.J. 't Hooft van architectenbureau Rothuizen en 't Hooft
uit Goes. De bouw van de verpleeginrichting ‘Vijvervreugd’ is
begonnen toen de familie Kooistra er nog woonde, zij huurden het huis en
hadden zodoende met de bouw niets te maken. Het huurcontract van 1965 tot
en met 1968 was met de gemeente Middelburg, betalingen aan de Stadswerf,
en ondertekend door de Burgemeester van Middelburg. De huur liep tot 31
augustus 1968 en bedroeg in dat laatste jaar f 104,10 per maand.
Nadat de familie Kooistra in de zomer
van 1968 verhuisde naar Arnemuiden werd vanaf 15 juli 1968 in en bij de
leegstaande buitenplaats vier weken lang 'Jeugdland' georganiseerd. In het
najaar van 1968 is het koetshuis naast het herenhuis afgebroken. Niet lang
hierna viel ook het doek voor het herenhuis. Op oudjaarsdag 1968 is het
afgebrand waarna herstel onmogelijk bleek en de resten van het huis vervolgens
in 1969 werden gesloopt. De naam 'Vijvervreugd' ging over op de verpleeginrichting
van SVRZ.
12. HERENHUIS VIJVERVREUGD NA DE
BRAND OP 31-12-1968 (K001)
De naastgelegen kwekerij 'De
Klerk en zoon vof' is in de jaren dertig opgezet door C. de Klerk, zoon
van de vroegere tuinman van de buitenplaats Vijvervreugd en dankt zijn bestaan
dus net als buitenplaats Moesbosch
aan de naastgelegen buitenplaats.
bronvermelding:
tekst: Sjoerd de Nooijer
afb. 1: atlas hattinga, deel 8, 1750
afb. 2: rijksmuseum Amsterdam
afb. 3: topografische kaart, 1857
afb. 4: minuutplan G2, 1811-1832
afb. 5: archief Jan Roose
afb. 6: beeldbank ZB (65905)
afb. 7-8: Françoise Woltering
afb. 9: beeldbank ZA HTAM-B0335
afb. 10-12: Jan Willem Kooistra
geraadpleegde bronnen:
- Poppe, J., Vijvervreugd en zijn geschiedenis, De Wete nr. 3, 1984
- Poppe, J., Vijvervreugd en zijn geschiedenis, De Wete nr. 1, 1985
- Jan Willem Kooistra
- dhr. A.P. Puype
- Françoise Woltering
- Zeeuwse Bibliotheek (ZB)
- Zeeuws Archief (ZA)
- www.bunkerbehoud.com
- www.krantenbankzeeland.nl
- www.zeeuwengezocht.nl
toelichting afbeelding 1:
Op enkele kaarten van de hand van Hattinga uit de periode 1750-1752 wordt Vijvervreugd absusievelijk? aangeduid als Vijverzigt en Toorenvliet als Torenzigt. Op de hier getoonde kaart welke in 1753 is bijgewerkt en opnieuw is uitgegeven zijn bij Vijvervreugd en Toornvliet sporen zichtbaar van een correctie in de naamgeving
voetnoot 1:
Op het minuutplan Middelburg uit 1857 staat geen bebouwing meer op het middenterrein aangegeven
voetnoot 5:
bron: Archief Rekenkamer van Zeeland D 69511, Transporten onroerend goed Walcheren (2) 1757-1805
voetnoot 6:
Deze verkoopdatum komt echter niet overeen met een andere archiefbron waaruit blijkt, dat Sprenger meer dan 30 jaar eigenaar is geweest van Vijvervreugd, toen hij op 16 januari 1794 te Middelburg overleed. Vijvervreugd zou dan omstreeks 1760 al eigendom moeten zijn geworden van Sprenger wat overeenkomt met het jaartal (1760) dat aangebracht was op het ijzeren hek voor de buitenplaats.
voetnoot 7:
bron: Nieuw Amsterdamsch handels- en effectenblad 13-10-1858