Buitenplaats Toornvliet is
gelegen aan de Koudekerkseweg 129 en komt voort uit een boederij welke zich
vlak buiten de stad Middelburg in de heerlijkheid Koudekerke bevond. Op
de plek van de buitenplaats werd reeds in 1641 al een omgracht gebouw aangegeven
wat er op duidt, dat deze dan al enige status zal hebben gehad. Dit is te
zien op het hieronder weergegeven fragment van de kaart, die in 1641 door
Christoffel Bernaerds werd vervaardigd.
Op deze kaart staan enkele
percelen rond de boerderij als boomgaard of bos ingetekend en staan ook
de bloknummers aangegeven waaruit blijkt, dat de boerderij ligt in het 'Maertin
Maertins block' (nr. 63). Van de boerderij is verder bekend, dat deze in
1690 met 130 gemet grond werd verkocht door Iman van Nieuwenhove. De nieuwe
eigenaren werden Petrus Pottey en Maria Tresel. Petrus Pottey was twee jaar
hiervoor predikant te Koudekerke geworden.
Na de dood van Petrus Pottey hertrouwde zijn weduwe Maria Tresel in 1713
met Simon Mersen. In 1725 stierf Maria Tresel waarna haar bezittingen in
het openbaar werden geveild.
2. FRAGMENT KAART CHRISTOFFEL BERNAERDS,
1641
Door een bewaard gebleven veilingbiljet
uit 1725 weten we dat de boerderij zich, gezien de tuinaanleg en toegepaste
architectuurstijl, tussen 1713 en 1725 had ontwikkeld tot een buitenplaats,
welke als volgt werd omschreven: "Een Schoone, Playsante
en Welgelegen Hof-Stede, genaamd Thoorn Vlied, met zyn Heeren Huys, Dreven
en Plantagie, Visrijke Vyvers". Verder waren de oudere boerderij
en bouwland bij de verkoop inbegrepen. Toornvliet zag er bij de verkoop
in 1725 al grotendeels uit zoals we de buitenplaats tegenwoordig kennen.
Het moet echter iets minder diep zijn geweest, getuige het verspringende
vloerniveau van de verdieping in het huidige gebouw, wat duidt op een later
aangebouwd gedeelte aan de achtergevel.
Bij de verkoop werd de naam Toornvliet [red.] voor het eerst aan de buitenplaats
toegekend, waaruit kan worden opgemerkt, dat gezien de naam, het karakteristieke
torentje op het herenhuis toen al aanwezig moet zijn geweest. Verder moet
worden opgemerkt, dat men vroeger niet al te precies omging met de benaming
van de buitenplaats, waardoor tegenwoordig diverse spellingen de ronde doen.
Hier wordt in navolging van Martin van den Broeke Toornvliet aangehouden.(1)
De Middelburgse arts Galenis Tresel welke tevens schepen, raad en later
burgemeester van Middelburg was, koopt Toornvliet bij de veilig in 1725.
Naast de genoemde functies was hij ook nog eens bewindhebber van de Oost
Indische Compagnie en woonde hij met zijn eerste en tweede vrouw op Toornvliet
tot zijn dood in 1747 . Daarna krijgt zijn dochter Susanna Barbara Tresel
de buitenplaats in handen. Zij is getrouwd geweest met Lieven Bevers, raad
in het Hof van Vlaanderen. Na zijn dood in 1731 hertrouwde zij met de Middelburgse
koopman Isaac Peny, die vervolgens in 1742 overleed. Voor haar eigen overlijden
in 1749 kocht ze het naastgelegen speelhof van de heer Paays, met het doel
Toornvliet uit te breiden, iets wat haar niet meer gegeven was door haar
overlijden.
Toornvliet kwam in handen van de zoon uit het eerste huwelijk van Susanna
Barbara Tresel: Galenus Tresel Bevers. Deze was naast bewindhebber van de
V.O.C., ook schepen en raad van Middelburg en getrouwd met Petronella Maria
Rademacher. Zij lieten zowel het huis als de tuin ingrijpend wijzigen en
hielden hiervan een kasboek bij waardoor goed te herleiden is, wat ze zoal
lieten veranderen.
Het tot dan toe twee kamers
diepe huis werd in 1754 naar achteren uitgebreid en werd voorzien van diverse
verfraaiingen. De achterzijde van het huis werd op de hoeken voorzien van
lisenen(2) en de middelste raampartij springt
iets naar voren. De entree in de voorgevel werd verfraaid met een omlijsting
van houtsnijwerk en op het, met leien bedekte, dak werd loodbeslag gelegd.
Een 'eerste steen' in de zijgevel en een jaartal op de gootlijst getuigden
hiervan. Later werd de eerste steen herplaatst in de nieuwe achtergevel
(zie foto). De tekst op de steen luidt als volgt: "Jonkvrouw
Susanna Maria Bevers heeft aan dit gebouw den eerste steen gelegt op den
7 mey 1754"
3. DE EERSTE STEEN IN DE ACHTERGEVEL
VAN TOORNVLIET D.D. 7 MEI 1754
De Middelburgse timmerman
Laurens van de Woestijne komt in de periodes 1750-1758 en 1763-1764 opvallend
vaak voor in het kasboek van Toornvliet, wat er mogelijk op duidt dat hij
naast de functie van timmerman, ook fungeerde als aannemer en ontwerper.
In december 1749 liet Gelenus Tresel Bevers de landmeter Willem de meester
de "landen van mijn hof Thoren Vliet" opmeten
en vervolgens in juni 1751 betaalde hij Pieter Klassen "voor
het delven van mijn groote Vijver" een bedrag van 54 pond. De grote
vijver is als een kanaaltje achter het huis te zien op de kaart van Hattinga
uit 1750.
4.'T HOF TOORNVLIET OP
EEN FRAGMENT UIT ATLAS HATTINGA (1750)
Door Jacob Massol liet Gelenus
vervolgens een tuinplan en twee bossen ontwerpen, het zogenaamde Oostbos
en de overtuin (een stuk tuin aan de overzijde van de zandweg). In 1751
werd aan die zandweg naar Koudekerke een hek geplaatst dat was geleverd
door de Antwerpse steenhouwer H. Danco, waarna een andere beeldhouwer twee
beeldjes van Apollo en Venus ontwierp die op de hekpijlers werden geplaatst.
De beeldjes zijn tijdens de Tweede Wereldoorlog gesneuveld en zijn vervangen
door betonnen replica's. De ijzeren hekken naast de hekpijlers werden door
Jacob van de Boomgaard vervaardigd. In het najaar van 1751 werd een bassin
gegraven tussen de parterres, de exacte plek ervan is niet meer traceerbaar
omdat geen plattegrond van de achttiende-eeuwse tuinaanleg bestaat.
In 1752 kwam een oranjerie gereed, welke op het kadastrale minuutplan ten
zuiden van de oprijlaan te zien is. De tuinen rond Toornvliet werden in
hetzelfde jaar aangepland met essen, beuken en doornstruiken en er werd
een vijver in het bos gegraven. De tuin werd verder verfraaid met tweedehands
tuinbeelden, afkomstig van buitenplaats Hof te Domburg, diverse tuinhuisjes,
een koepel en twee tempels. In 1753 verschijnt ook een hek voor de overtuin,
ook dit maal werd dit geleverd door Jacob van den Boomgaard. Verder zijn
de verbreding van de weg voor de inrit van Toornvliet en het ovale kommetje
in de overtuin vermoedelijk ook in deze periode aangelegd. Beiden zijn op
het kadastrale minuutplan uit 1823 goed te zien, De tuinaanleg moet omstreeks
1756 gereed zijn gekomen.
5.MONTAGE VAN TWEE KADASTRALE
MINUUTPLANS GEMEENTE KOUDEKERKE SECTIE D EN E ANNO 1823
Uit het kasboek van Toornvliet
is verder bekend, dat een groot aantal vaklieden aan het interieur van het
huis hebben gewerkt. Stucwerken, betimmeringen, spiegels, houtsnijwerk,
behang, gordijnen en diverse beschilderingen worden vermeld. Veel van deze
verfraaiingen en materialen hadden een exclusief oosters tintje en waren
zeker niet alledaags. Door de levendige handel van de VOC konden dergelijke
materialen relatief eenvoudig aangevoerd worden. Ondanks hun zeldzame toepassing
moeten ze lang stand hebben gehouden in Toornvliet omdat deze inrichting
pas tijdens de bezetting door de Duitsers en daaropvolgende inundatie verloren
is gegaan.
Toen in 1760 de verbouwingen afgerond waren, overleed Petronella Maria Rademacher
op 35-jarige leeftijd. Drie jaar later hertrouwde Gelenus Tresel Bevers
met Cecilia Maria Steengracht, die toen al weduwe was van Pieter Boudewijn
Peny. De tuin bleef in de periode hierna vrijwel ongewijzigd, op de bouw
van een perzikenkas in 1763 en de aanleg van een vijver achter de kas in
1767 na. Op vrijdag 17 januari 1766 werd een partij van 'eenige Gemeeten
4 a 5 jarig Else- en essenkaphout en ertrijst' verkocht, mogelijk maakten
deze plaats voor de aanleg van de vijver in 1767.(3)
In 1770 overleed Gelenus Tresel Bevers waarna de ene helft van de buitenplaats
in handen kwam van de dochter Susanna Maria Bevers en de andere van Bevers'
kleindochter Sara Susanna Maria Verwout Noiret. De weduwe van Gelenus Tresel
Bevers behield het vruchtgebruik van Torenvliet en bijbehorende boerderij
Vreeden Acker tot haar dood in 1779. Toen is er een inventarisbeschrijving
opgemaakt, welke nu in bezit is van het Zeeuws Archief te Middelburg.
Het gaat te ver om hier de hele inventaris te beschrijven, daarom houden
we het bij een beschrijving van hoe het huis er op dat moment moet hebben
uitgezien: In het midden van de voorgevel bevond zich de entree en daar
links van een kleine voorkamer en rechts een grotere. Achter de rechtse
kamer was de salon. Hierachter bevond zich de eetzaal. Op de verdieping
bevond zich een kantoortje, een blauwe en rode kamer welke ingericht waren
als slaapkamers, nog een slaapkamer en kabinet. Op de tweede verdieping
bevonden zich de personeelsvertrekken.
Na de dood van de weduwe
Bevers verkocht Sara Noiret haar erfdeel aan haar tante Susanna Maria Bevers.
Deze was in 1765 getrouwd met Pieter van den Brande welke ook het lusthof
Sint Jan ten Heere in Aagtekerke bezat. Zij verbeleven in de zomers op Toornvliet
en verhuurden het vermoedelijk de rest van het jaar. Op woensdag 31 mei
1780 werd de oranjerie verkocht(4) en in 1781
stierf Susanna Maria Bevers waardoor Pieter van den Brande de buitenplaats
erfde.
Twee jaar later, in 1783, laat Pieter van den Brande de buitenplaats, net
als vele anderen door Jan Arends vastleggen.
6. VOORZIJDE TOORNVLIET GETEKEND
DOOR JAN ARENDS IN 1783
Als Pieter van de Brande
in 1794 overlijdt en Torenvliet geërfd wordt door zijn tweede dochter
Johanna Maria van den Brande, wordt de buitenplaats als volgt omschreven:
"Buytenplaats Thorenvliet met zijn Boerenwoninge
en aanhoorende landerijen, als meede al wat 'er op en aan is, van Beelden,
Bakken, Thuijn sieraden en Gereedschappen, Meubilen, Linde (linnengoed),
Bibliotheek &c.". Johanna Maria van den Brande trouwde vervolgens
met weduwnaar Jacob Hendrik Schorer welke tot 1795 pensionaris was. In de
Franse tijd ontwikkelde hij zich echter tot een belangrijk politiek figuur.
In 1795 wordt hij namelijk naar de Franse generaal Michaud gestuurd om te
onderhandelen over de capitulatie van Zeeland. Koning Lodewijk Napoleon
waardeerde hem en benoemde hem vervolgens tot staatsraad. In 1802 kreeg
hij vervolgens een aanstelling in de raad van Middelburg en in 1808 werd
hij burgemeester van die stad, waar hij in mei 2010 Napoleon Bonaparte mocht
ontvangen toen deze Middelburg bezocht. Nadat Willem I koning was geworden
werd Schorer gouverneur van Zeeland en werd hij Commandeur in de Orde van
de Nederlandsche Leeuw. In 1816 werd hij tenslotte in de adelstand verheven.
In 1817 kwam aan de voorspoed een einde toen hij door een beroerte getroffen
werd en vervolgens in 1822 overleed.
7.VOORZIJDE TOORNVLIET
DOOR ONBEKENDE SCHILDER, DATUM ONBEKEND
Ondanks, of dankzij zijn hoge posten liet
ook Jacob Hendrik Schorer zijn sporen na op Toornvliet. Zo liet hij de tuin
grotendeels in landschapsstijl aanleggen, waarvan op de kastrale kaart uit
1823 (afb. 3) de vijvers zijn te herkennen. Uit deze kaart blijkt ook, dat
de tuin naar het zuiden toe is uitgebreid ten opzichte van de atlas van
Hattinga uit 1750. Enkele formele delen van de tuin direct rond het huis
uit de eerdere tuinaanleg bleven gehandhaafd waaronder een groot deel van
de gracht rond het huis. In 1798 stuurde de Amsterdamse architect Johannes
Montsché een tuinontwerp aan Jacob Hendrik Schorer waarvan overigens
niet zeker is of dit ontwerp ook is gerealiseerd. Uit de begeleidende brief
blijkt dan dat Schrorer zèlf ook moet hebben ontworpen aan de tuin.
Verder toonde hij interesse in de landbouw, wat hij onderstreepte met de
aankoop van de boerderij en gronden van de voormalige buitenplaats Zeerust
in 1810. Zijn doel was om hier ooit nieuwe methoden uit te proberen ten
behoeve van de landbouw.
Op de hoek van de zandweg en het oliewegje liet Jacob Hendrik Schorer een
klein herenhuisje optrekken, dat toepasselijk 'De Hoek' werd genoemd. Dit
huis is op de kadastrale kaart uit 1823 te zien en blijkt een koepelvormige
uitbouw te hebben op de bewuste straathoek. Uit de inventarisbeschrijving
van Schorer valt op te maken dat dit huisje bestond uit een voorkamer, keuken
en op de verdieping een voor-, midden- en achterkamer met een zolder. Mogelijk
diende dit huis als een gastenverblijf van Toornvliet. Het huis is tussen
1925 en 1949 verdwenen.
Na de dood van Jacob Hendrik Schorer bewoonde zijn weduwe de buitenplaats
tot haar overlijden in 1829 waarna haar zoon Johan Cornelis Schorer (1811-1856)
eigenaar van Toornvliet werd. Hij was onder andere lid van de Staten van
Walcheren en net als zijn vader geïnteresseerd in de landbouw. In tegenstelling
tot zijn vader heeft hij wel geëxperimenteerd met nieuwe landbouw technieken,
overigens zonder noemenswaardig succes.
Ook Johan Cornelis Schorer liet diverse aanpassingen aan het huis en tuin
plegen. Hij liet zich daarbij inspireren op zijn reizen door Engeland, Duitsland
en Italië. In deze periode (1828-1835) hebben bekende architecten als
Jan David Zocher en mogelijk ook zijn broer Karel George Zocher het huis
en tuin onder handen genomen.
Jan David Zocher heeft enkele
schetsen gemaakt voor de serre, waaronder één met neogotische
ornamenten. Dit ontwerp is echter niet uitgevoerd.
De serre, die uiteindelijk wel achter het huis werd gebouwd, had een strakke
neoclassicistische vormgeving met zeven grote openslaande deuren naar de
tuin en kwam in 1835 gereed. De uitbreiding van het huis met een dienstvleugel
aan de oostzijde en een nieuwe voorgevel met portiek zijn eveneens van de
hand van Jan David Zocher.
Binnen wijzigde de hij ook de hal, de plafonds en het behang.
8. ACHTERZIJDE TOORNVLIET MET DE
SERRE IN 1915
De tuin werd, mogelijk ook
naar een ontwerp van Jan David Zocher, op een aantal plaatsen gewijzigd.
De statige rechte oprijlaan veranderde in een slingerende laan, de gracht
rond het huis werd gedempt en er werd een bloemperk naast het huis aangelegd.
Verder zijn er door één van de twee broers Zocher plannen
gemaakt voor de (uit)bouw van een tuinkoepel. Er zijn
tot slot ook nog twee ontwerpen bij het Zeeuws Archief bekend waarvan de
maker onbekend is. Dit waren een ontwerp voor een soort Zwitsers chalet,
waarvan de deur een vlakke spitsboog had en een rustieke brug. Onduidelijk
is of ze ooit op Toornvliet zijn gerealiseerd.
9.VOORZIJDE TOORNVLIET
DOOR ONBEKENDE SCHILDER CIRCA 1840-1860 MET NIEUWE ENTREE EN BEPLANTING
LANGS OPRIJLAAN
Vast staat dat de inbreng
van Schorer senior en junior, Toornvliet tot een modieuze en fraaie buitenplaats
moet hebben gemaakt. Op 10 juni 1856 overlijdt Johan Cornelis Schorer en
in 1887 overlijdt zijn vrouw Mary Vincentia de Jonge. Haar zoon Leonard
Schorer (1848-1907), die burgemeester van Middelburg was, erfde Toornvliet
en woonde er tot zijn dood. Tijdens de periode dat deze de buitenplaats
samen met zijn echtgenote Elsiena Hendrika Reinhardina Plaat bewoonde, werd
het achterste gedeelte van het park veranderd in weiland. De vijvers bleven
wel gehandhaafd en zijn te zien op topografische kaarten van begin vorige
eeuw.
10.INGANGSHEK TOORNVLIET MET BEELDEN
IN 1895
11. VOORGEVEL
TOORNVLIET IN 1905
In 1915 wordt Torenvliet in
het weekblad 'Buiten' beschreven als een buitenplaats waarvan het interieur,
vergeleken met andere buitenplaatsen, nog het beste bewaard is gebleven.
Met name gaat dan aandacht uit naar het fraai afgewerkte warme roodbruine
hout dat veelvuldig in het interieur en de blinden is verwerkt. Dit zal
het houtwerk zijn geweest, dat Laurens van de Woestijne ooit heeft aangebracht.
Verder wordt in het artikel opgemerkt, dat de achterzijde van Toornvliet
door zijn heldere (witte) kleur prachtig afsteekt tegen de donkere kastanje-
en beukenbomen waardoor het wordt omgeven.
In 1922 overlijdt Elsiena Hendrika Reinhardina Plaat, waarna het buiten
eigendom wordt van dochter Mary Vincentia Schorer, welke getrouwd was met
de historicus en hoogleraar in de geschiedenis dr. Johan Huizinga (1872-1945).
Zij waren de laatste particuliere bewoners van de buitenplaats die als zomerverblijf
werd gebruikt. Johan Huizinga overlijdt in 1945 in Arnhem, als zijn buitenplaats
reeds door de inundatie van Walcheren onder water staat. Schrijver Leonard
Huizinga beschreef de vijvers van Toornvliet in zijn roman 'Adriaan en Olivier'
waarin deze een grote rol speelden.
12. BESCHADIGDE HEKPALEN
BIJ TOORNVLIET TIJDENS DE INUNDATIE IN 1944
13. RENOVATIE VAN TOORNVLIET IN
1949
Rond de zomer van 1942 werd
Toornvliet gevorderd door de Duitse landmacht, die er het hoofdkwartier
van de Atlantikwall op Walcheren en de beide Bevelanden vestigde en de buitenplaats
toen aanduidde als Widerstandsnest Brünhild. De divisiestaf die er
gelegerd was voerde in 1944 het commando over een infanteriedivisie van
circa 9000 militairen. Naast de divisiecommandant, Generalleutnant Wilhelm
Daser, bestond de staf uit 13 officieren, 35 onderofficieren en 131 manschappen.
Ook de artilleriecommandant, die het bevel voerde over een tiental batterijen
veldgeschut die voornamelijk op Walcheren waren opgesteld, verbleef op Toornvliet.
Het herenhuis werd ingericht met de burelen van de divisiecommandant en
zijn naaste stafofficieren en in het torentje werd een mitrailleur geplaatst
waardoor gesteld kan worden dat Toornvliet in deze periode zwaar te leiden
had. De 131 manschapen werden gehuisvest in enkele barakken in het park.
Het aangrenzende Vijvervreugd huisvestte de logistieke eenheden van de staf,
waaronder de veldkeuken en kasteel Ter Hooge was ingericht als officiersmess
en bood onderdak aan de divisiecommandant.
Als zenuwcentrum van de Atlantikwall was het centraal gelegen en beschutte
Toornvliet van groot strategisch belang. In de zomer van 1942 begon men
dan ook met de bouw van de eerste bunkers: een viertal dunwandige personeelsonderkomens.
Een jaar later was men door het luchtoverwicht van de geallieerden genoodzaakt
om bomvrije bunkers aan te leggen. Zo begon begin 1944 de bouw van een communicatiebunker,
drie commandoposten en drie personeelsonderkomens. Tevens werden twee personeelsonderkomens
en een keukenbunker gebouwd in het park van Vijvervreugd. Om de vele bunkers
in het park te camoufleren werden zij voorzien van zadeldaken en opgeschilderde
ramen, zoals ook in de kern Koudekerke gebeurde. Op de website van de Stichting
Bunkerbehoud is onder andere nog een fraaie luchtfoto geplaatst van
het park waarin de bunkers zichtbaar zijn, verder is daar meer info over
het terrein en de daar nog aanwezige bunkers te vinden.(5)
Door een bominslag werd
het landhuis en het monumentale ingangshek ernstig beschadigd. De inundatie
vernietigde vervolgens het ooit zo fraaie park van Toornvliet. In 1949 werden
het park, het herenhuis en de tuinmanswoning door de gemeente Middelburg
aangekocht. De gebouwen waarvan o.a. het torentje zwaar was beschadigd werden
in de loop van 1949 hersteld. De door het water verwoeste serre is nooit
meer herbouwd.
Het herenhuis werd in 1950 verbouwd tot Christelijke Winterlandbouwschool
van de Christelijke Boeren en Tuinders Bond (C.B.T.B.), dit werd later de
Christelijke Middelbare Landbouwschool.
14. LUCHTFOTO VAN PARK
TOORNVLIET IN 1956
Na de droogmaking
werd het park op verzoek van de gemeente Middelburg en Stichting Nieuw Walcheren
in 1950 een herinrichtingsplan gemaakt door landschapsarchitect Christiaan
Pieter Broerse (1902-1995).
Hij liet nieuwe bomen en struiken planten, oude vijvers uitdiepen, bruggen
herstellen en handhaafde een groot aantal bunkers omdat de kosten van sloop
te hoog waren. De bunkers werden door hem aan het zicht ontrokken doordat
ze werden ingepast in het herbeplantingsplan. Vanaf november 1950 tot 1952
werd dit plan, dat werd gefinancierd door het Belgische 'Hoste-comité',
uitgevoerd. Op 24 juni 1954 werd het park tenslotte voor publiek geopend.
Er waren door C.P. Broerse onder andere een speelweide, een vogeleiland
en een openlucht theater aan het openbare wandelpark toegevoegd.
Het theater werd op 11 juli 1956 officieel geopend.
Hier werd in 1985 vogelopvang 'De Mikke' gehuisvest.
In 1951 volgde het herstel van de hekpijlers en het inrijhek door leerlingen
van de Technische School te Middelburg. Door de Haagse beeldhouwer Peter
de Jong werden twee beeldjes van een vrouwen- mannenfiguur vervaardigd die
op de hekpijlers werden teruggeplaatst. Hiermee kreeg het hek zijn oude
uitstraling terug, zij het dat deze beelden in tegenstelling tot de vernielde
exemplaren uit lichtkleurige Franse kalksteen gehakt waren. Vroeger stelden
de beelden twee figuren uit de Griekse mythologie voor, namelijk Apollo
en Artemis. Beeldhouwer De Jonge heeft hiervoor in de plaats twee nieuwe
figuren gehakt, welke wel enigszins doen denken aan de vroegere beelden,
maar bij nadere beschouwing een eigen karakter blijken te hebben.
In 1952 werd in een van de oude bunkers een commandopost van de Kring Walcheren
van de burgerbescherming ingericht die moest functioneren in tijden van
oorlog.
In 1959 werd het voormalige koetshuis aan de voorzijde geschikt gemaakt
voor het geven van mechanisatie-lessen voor de christelijke middelbare landbouwschool
die op 'Toornvliet' was gevestigd.
Deze instelling gebruikte de gebouwen tot 1 augustus 1972
waarna deze door de 'Drie-stromen-school' (LOM.-school) in gebruik werd
genomen. Precies één jaar hierna werd in het pand tevens een
LOM-school voor voorgezet buitengewoon onderwijs in gebruik genomen die
later als Toorenvliedtschool werd aangeduid.
In het landhuis waren zes lokalen ondergebracht terwijl het koetshuis als
handenarbeidlokaal en eetzaal werd gebruikt. Op het terrein was ook nog
een tijdelijk gebouw met drie lokalen opgericht.
De gebouwen werden tot het voorjaar van 1985 door de school gebruikt. Daarna
fungeerde het als regiokantoor van Staatsbosbeheer.
Op 24 mei 2014 werd het park en de communicatiebunker na een grondige renovatie
heropend. De Stichting Bunkerbehoud stelt de bunker een aantal dagen per
jaar open. Meer info op hun website.
bronvermelding:
tekst: Sjoerd de Nooijer
afb. 1: google maps, 2009
afb. 2: kaart bernaerds (ZA), 1641
afb. 3: Sjoerd de Nooijer
afb. 4: atlas hattinga, deel 8, 1750
afb. 5: minuutplan D&E, 1811-1823
afb. 6: Martin van den Broeke
afb. 7: beeldbank ZB 646
afb. 8: Martin van den Broeke
afb. 9: beeldbank ZA ZI-II-0180
afb. 10: beeldbank ZA ZI-P-03464
afb. 11: beeldbank ZA BG-0320-264
afb. 12: beeldbank ZB 66646
afb. 13: beeldbank ZB 65888
afb. 14: beeldbank ZA HTAM-B0335
afb. 15: Sjoerd de Nooijer
afb. 16: Sjoerd de Nooijer
geraadpleegde bronnen:
- Broeke, M. van den, Buitenplaatsen op Walcheren, leven en werk van Jan Arends, 1738-1805, Amersfoort, 2001
- Wijck, H.W.M. van der, Het Arkadisch Walcheren, getekend door Jan Arends, 1770-1790, Alphen aan den Rijn, 2001
- Hartog, E. den, C.E. Heyning [red.] et al, jaarboek 2006-2007, Aspecten van Zeeuwse Buitenplaatsen, Kastelenstichting Holland en Zeeland, Haarlem, 2008
- Gargon, M., Walcherse Arkadia, Leiden, 1715-1717
- Zeeuws Archief (ZA)
- kaart C. Bernaerds, Atlas Hattinga Zeeland (ZA) inv.nr. 12 en 13
- Zeeuwse Bibliotheek (ZB)
- Koninklijke Bibliotheek
- www.kranten.kb.nl
- www.bunkerbehoud.com
- www.watwaswaar.nl
voetnoot 1:
In de voor dit artikel gehanteerde bron wordt vermeld dat de voorkeursspelling van de huidige eigenaar 'Toornvliet' is
voetnoot 2:
Lisenen zijn in de bouwkunst verticale, iets uit de muur springende stroken zonder voetstuk of bekroning. Ze hebben een decoratieve functie: door het gebruik van lisenen wordt een muur in vlakken verdeeld (geleding)