Logo koudekerke.info
voor 600 | 600-1200 | 1200-1650 | 1650-1800 | 1800-1850 | 1850-1900 | 1900-1940 | 1940-1944 | 1944-heden
algemeen
ontwikkeling dorp
onderwijs
boerderijen
wijk 't zand
inleiding Koudekerke 1800-1850
Fragment van Kaart Walcheren uit 1809 (maker onbekend)
1. FRAGMENT BIJ KOUDEKERKE EN ENKELE BUITENPLAATSEN VAN KAART WALCHEREN UIT 1809 (KAARTMAKER ONBEKEND)
Door het uitroepen van de Bataafse Republiek in 1795 en de inlijving bij Frankrijk verslechterde de economische en bestuurlijke situatie in Zeeland. De Fransen legden het continentale stelsel op waardoor de handel met Engeland werd stilgelegd en juist deze was voorheen voor de Zeeuwse steden van groot belang geweest. De toch al slechte Zeeuwse economie belandde in een nog diepere recessie.

Na de capitulatie van de Staten van Zeeland zouden er in eerste instantie slecht zes- à zevenhonderd Franse troepen op Walcheren worden gelegerd maar dat werden er uiteindelijk zo'n drie à vierduizend! Ze werden, tegen de afspraken in, bij burgers ingekwartierd, wat de nodige strubbelingen veroorzaakte. De zware bezetting van Walcheren was te verklaren doordat Vlissingen met z'n zeehaven en strategische ligging aan de Schelde een belangrijk bolwerk was. Ter bescherming van deze stad werd daarom begonnen met de aanleg van verdedigingswerken en kustbatterijen rond Vlissingen.

Nadat generaal Napoleon in 1799 in Frankrijk via een staatsgreep aan de macht kwam en zichzelf in 1804 tot keizer kroonde, benoemde hij in 1806 zijn broer, Lodewijk Napoleon, tot koning van Holland om rust te brengen in de roerige Bataafse Republiek. Er werd vanaf 1805 in Vlissingen een aanvalsvloot geformeerd, waarmee keizer Napoleon Engeland wilde aanvallen. Ter bescherming van deze vloot en de stad Vlissingen besloot hij op 11 november 1807 per keizerlijk decreet de stad bij Frankrijk te voegen en het grondgebied van die stad met een zone van 1800 meter buiten de vesting ten koste van Koudekerke uit te breiden. Hiermee was de eerste grote afname van het grondgebied van Koudekerke een feit. Deze afname van het grondgebied is hieronder weergegeven door binnen de contouren van de ambachtsheerlijkheid Koudekerke het kadastrale verzamelplan van Koudekerke af te beelden.
 
Kadastraal Verzamelplan Koudekerke 1811-1832 blank De opmeting van ons land en de opstelling van het Kadaster vond in de periode 1811 tot 1832 plaats op last van keizer Napoleon, volgens richtlijnen vastgelegd in het 'Recueil Méthodique des Lois, Décrets, Reglements, Instructions et Décisions sur le Cadastre de la France' van 1811. Een systematische beschrijving van alle grondeigendom, de cultuurtoestand en de geschatte waarde van het gebouwde en ongebouwde eigendom was nodig voor een nauwkeurige en rechtvaardige heffing van de grond- belasting. In 1813 werd Koudekerke hiertoe gedetailleerd in kaart gebracht en vervolgens in 1823 werd de verzamelkaart van Koudekerke met 10 minuutplannen voor het eerst uitgebracht.
2. BEWERKING VAN KADASTRAAL VERZAMELPLAN KOUDEKERKE 1811-1832    
De uitbreiding van het grondgebied, buiten de in aanbouw zijnde verdedigingswerken van Vlissingen, had tevens tot gevolg, dat bossen en buitenplaatsen, die naar de zin van de Fransen te dicht bij deze verdedigingswerken lagen, werden gesloopt. De eigenaren en boeren, die werden verdreven, kregen in het meest gunstigste geval slechts een schamele vergoeding. Een voorbeeld van een buitenplaats, die toen verdween is buitenplaats Grooten Boogaard, welke in de meest zuidelijke punt van Koudekerke lag.

Ondanks de onteigeningen die voor de nodige beroering in en rond Vlissingen zorgden, werd Lodewijk Napoleon op 18 mei 1809 toch groots ontvangen in het praktisch bankroete Middelburg. Bescheidener was zijn ontvangst enkele dagen later in Vlissingen. Hij inspecteerde op zijn rondreis door Zeeland en Brabant op Walcheren de talrijke in aanbouw zijnde forten en kazematten en bracht eveneens een bezoek aan Der Boede te Koudekerke waar de landdrost van Zeeland(1), Abraham van Doorn, zijn buitenverblijf had. Deze had via zijn zoon Hendrik Jacob van Doorn, die adjudant van de koning was, goede relaties met het hof van Lodewijk Napoleon.

De Engelsen waren op de hoogte van de steeds sterker wordende Franse vloot in de haven van Vlissingen en besloten ter verdediging van hun vaderland tot de aanval op Walcheren over te gaan. Lodewijk Napoleon had nog maar enkele weken Zeeland verlaten toen op 29 juli 1809 aan de horizon van Walcheren de eerste Engelse oorlogsschepen verschenen. Abraham van Doorn, die tijdens zijn verblijf op Der Boede met de op handen zijnde aanval van de Engelsen werd geconfronteerd, wist nog net de watersnoodgelden, welke met een collecte na de watersnood in Zeeland, van 14 en 15 januari 1809, waren ingezameld, in veiligheid te stellen.
 
De Engelse invasie van Walcheren begon op 30 juli 1809 toen onder het opperbevel van Lord Chatham, nabij Vrouwenpolder, voet op Walcherse bodem werd gezet. In rap tempo rukten de Engelsen onder andere via Koudekerke naar Vlissingen op. Op 2 augustus 1809 was die stad geheel ingesloten en op 7 augustus vond een grote veldslag plaats, waarbij de Engelsen vanaf Koudekerke de batterijen bij de Nolle aanvielen, wat zware verliezen aan beide zijden tot gevolg had. De dag erna werden alle vijandelijkheden gestaakt om de gesneuvelden te begraven en zo ziekten te voorkomen. Op 11 augustus werd nog geprobeerd de Engelsen te verdrijven door de dijken door te steken, wat door een zwakke oostenwind slechts resulteerde in een hogere waterstand in sloten. Vanaf 12 augustus beschoten de Engelsen Vlissingen en de kustbatterijen in het duingebied met brandraketten, wat duurde tot en met 14 augustus en resulteerde in de grootschalige verwoesting van Vlissingen. Onder andere het stadhuis van Vlissingen, waar ook het archief van Koudekerke was opgeslagen, ging geheel verloren in de enorme vlammenzee. Hierna gaf ook Vlissingen zich over aan de Engelsen.   Aanvalsroutes van de Engelsen tijdens de invasie van Walcheren in 1809
  3. DE AANVALSROUTES VAN DE ENGELSEN
De Engelsen werden na de inname van Walcheren getroffen door een vorm van malaria, die al langer op Walcheren heerste maar juist op dat moment epidemische vormen aannam en door vervuild drinkwater onder de troepen werd verspreid. De Engelsen, die eigenlijk van plan waren om door te stoten tot Antwerpen werden hierdoor dusdanig verzwakt, dat ze uiteindelijk nog voor de kerstdagen van 1809 Walcheren verlieten en terugkeerden naar Engeland.

De Fransen zagen in de aanval op Vlissingen vooral een aanleiding om de bouw van de forten rond Vlissingen door te zetten. De aanval had ook bestuurlijk de nodige consequenties. Nadat de Engelsen Walcheren hadden verlaten werd Abraham van Doorn door de koning opgedragen zijn functie als landdrost neer leggen, wat hij aanvankelijk weigerde. Tenslotte werd hij, bij Koninklijk Besluit, op 8 september 1809 door Francois Ermerins vervangen. Vanaf 1 januari 1810 werden Zeeland en Brabant bij het keizerrijk gevoegd en werd Lodewijk Napoleon door de keizer gedwongen om afstand van de troon te doen. Vanaf 1810 hoorde Koudekerke dus bij het Franse keizerrijk en werd het lokale bestuur gevormd door een 'commune' met een 'maire' aan het hoofd. De leden van de gemeenteraad, toen 'Conseil Municpal', werden benoemd door de perfect.

In 1813 valt tenslotte ook het doek voor keizer Napoleon, als hij bij Waterloo wordt verslagen. De vrede van Parijs op 30 mei 1814 maakte vervolgens een einde aan het Franse bewind te Vlissingen, waarna het onder het Koninkrijk der Nederlanden viel. Door het plotselinge vertrek van de Fransen zijn de forten rond Vlissingen nooit meer volledig voltooid. Na deze periode, verliezen ook de kustbatterijen bij Dishoek en de Vijgeter, steeds verder hun functie. In 1845 wordt batterij nr. 5 nog aangemerkt als 3e klasse en in 1854 wordt deze zelfs opgeheven.

Na het vertrek van de Fransen kwam er een reglement voor de plattelandsbesturen met een schout aan het hoofd van het bestuur, bijgestaan door 'assessoren'. De schout werd voor zes jaar aangesteld door de ambachtsheer, en met goedkeuring van de koning. Op 27 september 1825 kwam er een nieuw reglement voor plattelandsbestuur. Dit bestond toen uit een burgemeester, twee assessoren en een aantal raadsleden. In 1851 werd de Gemeentewet tenslotte van kracht. Hierin werd geen onderscheid meer gemaakt tussen stad en platteland en bestond het bestuur overal uit een burgemeester en wethouders, zoals we dat tegenwoordig kennen. Vanaf het begin van de negentiende eeuw zijn (bijna) alle burgemeesters of schouten bekend en zijn deze hier te raadplegen.

De elite had in de voorgaande eeuw geen moeite gehad om de hoge onderhoudskosten van hun grote landgoederen en herenhuizen te bekostigen. Door de verslechterde economische situatie werden zij vanaf het begin van de negentiende eeuw toch vaak gedwongen hun bezit te gelde te maken. Sommige kleine buitenplaatsen werden hierdoor in z'n geheel afgebroken en de vrijkomende materialen werden dan publiekelijk verkocht. Bij de grotere buitenplaatsen werden de tuinen deels tot akkerland omgevormd en veel andere buitenplaatsen vervielen tot boerderijen, waarbij de vroegere bijgebouwen zoals een koetshuis of tuinmanswoning de functie van boerderij of stal kregen. De formele tuinen, die bij enkele buitenplaatsen gespaard bleven, werden hierna, volgens de principes van de dan gangbare Engelse landschapsstijl, aangepast. Deze tuinaanleg was namelijk veel goedkoper in aanleg en onderhoud. Andere eigenaren van buitenplaatsen grepen de veranderde situatie aan, om zich juist te verdiepen in nieuwe landbouwkundige ontwikkelingen om zodoende de exploitatie van hun landgoed beter te benutten. Zo werd er door de eigenaar van buitenplaats Toornvliet, Johan Cornelis Schorer, op zijn hofstede "de Hoek" tussen 1837 en 1856 geëxperimenteerd met nieuwe technieken en gewassen en de kweek van zijderupsen.

De landgoederen bleven ondanks de veranderde omstandigheden toch vaak in het familiebezit, zeker als deze familie ook heerlijke rechten bezat. Dit veranderde zelfs niet na de afschaffing van die heerlijke rechten in 1798. Het aanzien en de adellijke status, die vanouds hoorde bij het bezit van ambachtsheerlijke rechten, bleven erg gewild.

Voor de gezinnen van landarbeiders was de aardappel in deze periode nog de belangrijkste voedselbron. In jaren waarin aardappelziekte heerste, waren er geen aardappels beschikbaar en ontbrak het ook vaak aan geld om ander voedsel te kopen. Vooral in de jaren 1845 en 1846 heerste er hierdoor hongersnood en stierven er meer mensen dan in andere jaren. De hongersnood trof vooral kinderen, bejaarden en zieken.

In het tweede kwart van de negentiende eeuw, in 1841 werd de zandweg tussen Koudekerke en Middelburg bestraat. Hierbij werden talrijke bochten uit het kronkelige verloop van de weg rechtgetrokken. Dit onderwerp wordt verder beschreven bij infrastructuur in de periode 1850-1900.
 
Na de grenswijziging in 1807 is een serie van 16 houten palen neergezet om de toenmalige grenzen van de stad Vlissingen aan te geven. Na het vertrek van de Fransen werd de grenswijziging ondanks protesten niet teruggedraaid en werden de houten palen na 1823 vervangen door 10 arduinsteen palen. Deze raakten in verval, maar in 1966 werden nieuwe palen besteld door een nieuwe grenswijziging. Tot 1986 lagen 9 van deze palen ongebruikt op de gemeentewerf. Vier palen waren voorzien van het opschrift: 'Grensscheiding der Stad Vlissingen'. Er werd besloten,die palen op enkele plaatsen op de oude grens te zetten, zodat daar nu weer 8 palen te vinden zijn. De overige vier stonden er nog van vóór 1986. De oudste palen waren genummerd van 1t/m16. De eerste op oud Koudekerks grondgebied is een herplaatste paal en staat aan de Zwaneburgseweg, op de hoek bij het parkeerterrein op de oude gemeentegrens, enkele honderden meters zuidelijk van de tegenwoordige gemeentegrens van Veere. De tweede herplaatste paal staat wel op Koudekerks grondgebied en wel ter hoogte waar de N288 de Groeneweg kruist en de huidige gemeentegrens de Meliskerksche watergang gaat volgen.(2)   grenspaal nabij N288 te Koudekerke
    4. GRENSPAAL NABIJ N288 TE KOUDEKERKE
Nadat de Franse troepen in 1813 Zeeland verlieten werden onder internationale druk van Engeland, Oostenrijk, Pruisen en Rusland en het streven van Willem I de Verenigde Provinciën en de Zuidelijke Nederlanden samengevoegd. Op 16 maart 1815 stelde Willem I zichzelf aan tot koning van het Koninkrijk der Nederlanden.

In het zuiden was er aanvankelijk sprake van aarzeling, maar de honderd dagen van Napoleon trokken de Belgen over de streep om zich aan te sluiten bij het Verenigd Koninkrijk. De beide landsdelen hadden echter maar weinig gemeen. Sinds de scheiding van het noorden en het zuiden, in de zestiende eeuw, waren de culturele verschillen steeds groter geworden. In het zuiden wilde men erkenning van het katholieke karakter en ook de verplichting om mee te betalen aan de enorme staatsschuld van het noorden, wekte daar de nodige weerstand op. Vooral na 1828 namen de spanningen tussen het zuiden en het noorden toe, die verergerden, nadat in Frankrijk op 27 juli 1830 de juli-revolutie uitbrak. In september 1830 resulteerde dit ook in het jonge koninkrijk tot opstanden die op 4 oktober tot een climax kwamen met het uitroepen van de onafhankelijk staat België. Hierna rommelde het nog enige tijd tussen beide staten en bestond de vrees van een Belgische aanval op delen van het koninkrijk. In november 1830 werden hiertoe landlieden uitgerust met geweren en op 12 november 1830 werd tot bevelhebber 'der gewapende magt ten platte lande', de uit Koudekerke afkomstige Jan Loeff tot kapitein benoemd.(3) Nederland erkende de Belgische onafhankelijkheid pas in 1839, bij het Verdrag van Londen, na een lange en kostbare volhardingspolitiek.
Lees verder.

copyright © 2001-2024 Sjoerd de Nooijer
laatst bijgewerkt op: 31 05 2021

bronvermelding:
tekst: Sjoerd de Nooijer
afb. 1: ARA Den Haag OSKW14
afb. 2: Sjoerd de Nooijer
afb. 3: www.napoleonseries.org
afb. 4: Sjoerd de Nooijer

geraadpleegde bronnen:
- Hartog, E. den, C.E. Heyning [red.] et al, jaarboek 2006-2007, Aspecten van Zeeuwse Buitenplaatsen, Kastelenstichting Holland en Zeeland, Haarlem, 2008
- Eeden, H. van den, Leve de koning!, Lodewijk Napoleon op reis door Brabant en Zeeland, Heusden, 2009
- z.n., Nieuwe grenzen, oude palen, De Wete, nr. 4, 1978

voetnoot 1:
Een landdrost was een Nederlands bestuursambtenaar die een gebied bestuurde dat niet gemeentelijk ingedeeld was.

voetnoot 2:
bron: Nieuwe grenzen, oude palen, De Wete, nr. 4, 1978

voetnoot 3:
Middelbursche Courant 13-11-1830