1. BOERDERIJ
PLANTLUST AAN DE MIDDELBURGSESTRAAT TE KOUDEKERKE OMSTREEKS 1936 (N073)
Hofstede Plantlust
is gelegen aan de Middelburgsestraat
80-82 en werd in 1860 gesticht door Cornelis Hendrikszoon Jobse (1799-1891).
Cornelis werd in 1799 te Zoutelande geboren als zoon van Hendrik Jobse en
Catharina Jongepier. Hij had twee zusters en vijf broers en is zelf nooit
getrouwd. In zijn werkzame leven was hij slachter en later ook landbouwer
te Koudekerke. In 1841 kocht hij van bouwman Maarten Boeker 45 roeden weiland
in het Oostmolenblok waar hij later deze hofstede zou laten bouwen. Het
perceel lag aan de toenmalige zandweg van Koudekerke naar Middelburg die
in datzelfde jaar nog werd bestraat en hierna als straatweg
werd aangeduid.
Uit de perceelsgewijze kadastrale leggers blijkt dat Cornelis een meer dan
bemiddeld landbouwer was, want hij werd achtereenvolgens in 1842 eigenaar
van een huis aan het Dorpsplein (nu Dorpsplein 2), in 1844 tevens eigenaar
van een (nog onbekende) hof
ten zuidoosten van het dorp en in 1848 tenslotte ook eigenaar van hofstede
'Het Panhof' aan de voormalige Steenheulseweg (nu nabij Breeweg 8). Daarnaast
bezat hij ook diverse stukken bouwland, bos en weiland. In 1860 liet Cornelis,
die toen al de zestig was gepasseerd, op zijn perceel aan de rand van het
dorp in het Oostmolenblok een nieuwe hofstede bouwen, die hij hierna Plantlust
noemde.
Aan de stichting van deze hofstede herinnert nog steeds een ingemetseld
steentje in de buitenmuur van het woonhuis. Ondanks de bouw van een hele
nieuwe hofstede en aanleg van een boomgaard bleef Cornelis ook eigenaar
van alle andere panden en percelen die hij op dat moment bezat.
De hofstede bestaat uit een woonhuis uit 1860 en een in 1861 aangebouwde
schuur, volgens het zogenaamde kop-romp type. Ze staan weliswaar tegen elkaar
maar waren oorspronkelijk niet intern met elkaar verbonden. De hoofdentrees
van zowel het woonhuis als de schuur lagen aan de zuidzijde en waren dus
niet naar de straatweg gericht. De noord- en zuidgevel van de schuur bevatten
twee deeldeuren waarvan die aan de zuidzijde hoger waren. Hierdoor kon met
een kar tot op de bestraatte dorsvloer gereden worden.
Bijzonder aan de indeling van de schuur was het feit dat hierin ook een
varkenshok was voorzien met drie varkensluiken in de noordgevel. Dit was
ongebruikelijk omdat varkens meestal in een vrijstaand schuurtje werden
gehouden.
Aan de andere zijde van de deel bevond zich een paardenstal met 'grup'.(1)
Via een laag zijdeurtje in de iets doorstekende westgevel naast de woning,
kon de paardenstal vanaf de achterzijde van het woonhuis betreden worden.
Daar lag ook de welput die water gaf voor de schoonmaak en drinkwater voor
de dieren. Iets verderop, tegen de westgevel van het woonhuis, was een gemetselde
waterput gemaakt. Het regenwater dat hierin werd opgevangen werd voor de
voedselbereiding gebruikt. Aan de zuidzijde was vanaf het erf nog een tweede
lage toegang tot de schuur waarnaast een derde deur toegang bood tot een
in de schuur ingebouwd toilet.
De dwarsdeelschuur is opgetrokken met Zeeuwse moppen waarbij de zuidgevel
aanmerkelijk hoger is dan de noordgevel. De schuur heeft een constructie
bestaande uit grenen balken, dwarsdelen en ankerbalkgebinten. Er was een
graan- en hooizolder die via een luik in de oostgevel bevoorraad kon worden.
Het zadeldak van de schuur is gedekt met Oudhollandse pannen en heeft een
bakgoot met houten gootklosjes.
2. VOORGEVEL HOFSTEDE PLANTLUST
(29-3-2012)
3. WATERPUT EN INGEMETSELDE EERSTE
STEEN
De gevel, van
het met Utrechters opgetrokken woonhuis, was symmetrisch van opzet met aan
de zuidzijde de hoofdentree met brede sierlijst en oorspronkelijk een zes-ruits
bovenlicht (zie foto 7). In het dakvlak boven de entree was een kleine dakkapel
aangebracht die later is vervangen. De twee woonkamers hadden ieder twee
vier-ruits schuiframen in de zuidgevel welke met luiken geblindeerd konden
worden. De woonkamer grenzend aan de westgevel bevat twee kleinere ramen
met luiken en de bovengelegen zolder heeft twee kleine raampjes.
Het woonhuis heeft een eiken draagconstructie en is voorzien van een zogenaamd
gebroken zadeldak. Dit dak is gedekt met dezelfde Oudhollandse pannen als
de schuur. De dakvlakken liggen aan de zuidzijde gelijk en verspringen aan
de achterzijde. Door het lage dak aan de noordzijde stak vroeger de schoorsteen
van de bakoven. De beide woonkamers waren voorzien van een schouw waarvan
de schoorstenen in de buitenmuren waren opgenomen. De dakgoot van het woonhuis
was net als de schuur voorzien van een bakgoot met houten gootklosjes.
Het traditionele boerenwoonhuis had een centrale middengang met aan weerszijden
een woonkamer met ieder twee bedsteden en een spinde. Aan de iets lagere
noordzijde lag een werkvertrek waar een keldertje, bakoven en slaapplaats
voor de meid was. De vier bedsteden in de woonkamers maken het aannemelijk
dat Cornelis de hofstede niet helemaal alleen bewoonde. Hij was al op aanzienlijke
leeftijd en zal naast een meid voor de huishoudelijke taken waarschijnlijk
ook nog een knecht hebben gehad die zich over de bijbehorende grond en boomgaard
zal hebben ontfermt. Zo'n knecht woonde doorgaans met zijn gezin bij zijn
werkgever.
Bijzonder fraai waren de
twee betegelde woonkamers met hun betegelde schouwen waarvoor vroeger houtkachels
stonden. Het tegelwerk in beide kamers is helaas verloren gegaan maar een
bewaard gebleven foto, uit het begin van de vorige eeuw, gunt ons toch nog
een blik in één van de woonkamers. Hierop poseerde Marie Koole-Kesteloo
voor de schouw. De borstwering bestond hier uit een houten lambrisering
met daarboven een betegelde wand met beschilderde witjes. Hierop waren onder
andere bijbelfiguren, kinderen en dieren afgebeeld. Zelfs in de buiten het
huis gelegen waterput zijn later van dergelijke witjes aangetroffen.
Achter Marie bevindt zich één
van de ramen aan de westzijde van het huis, met rechts daarvan de houten
schouw met versierde consoles. Vermoedelijk was deze verder voorzien van
een geschilderd marmermotief. De tegels erboven vormden een bloemenrand
met in het midden een tegeltableau van een vogelkooitje met kanarie. Vroeger
diende een echt vogelkooitje met kanarie ervoor om de bewoners te waarschuwen
voor te hoge concentraties koolmonoxide.
4. WOONKAMER HOFSTEDE PLANTLUST
(G006)
In 1870 bood Cornelis Hendrikszoon
Jobse zowel zijn hofstede 'Plantlust' als 'Het Panhof' te koop aan.
Tot een daadwerkelijke verkoop kwam het toen nog niet. Waarschijnlijk wilde
Cornelis zich, net als veel andere rustend landbouwers, terugtrekken in
zijn woonhuis op de dorpsring. Dit blijkt mede uit het feit dat hij op in
april 1871 door notaris mr. Pieter Loeff een openbare verkoping op hofstede
Plantlust liet organiseren waarbij zijn kleine veestapel, uitgebreide landbouwinspan
en enkele meubilaire goederen werden geveild. In juni van datzelfde jaar
probeerde hij nogmaals om de hofstedes 'Plantlust' en 'Het Panhof' met 18
percelen met hooigras en vruchten te verkopen.
Wederom lukte dit niet waarna hij op Plantlust bleef wonen.
Het zou hierna nog enkele jaren duren voordat zijn andere hofstedes, wei-
en bouwlanden en ook het woonhuis aan het Dorpsplein
werden verkocht. Hofstede Plantlust bleef zodoende eigendom van Cornelis
tot hij op 93-jarige leeftijd op 7 november 1891 te Koudekerke overleed.
Omdat Cornelis zelf geen kinderen had en al zijn broers en zussen inmiddels
ook overleden waren, liet hij Plantlust bij legaat na aan vier kinderen
van zijn broers en zussen. Dit waren Pieter Willemszoon Jobse (Biggekerke),
Frans Hendrikszoon Jobse (Koudekerke), Leuntje Hendriksdochter Jobse (Aagtekerke)
en Catharina Lourusdochter Jobse (Vrouwenpolder). Zij werden ieder voor
een kwart eigenaar. Jacobus Jobse (1829-1905), de zoon van Cornelis' zuster
Johanna Jobse, werd de vruchtgebruiker van de hofstede. Dit kwam er op neer
kwam dat hij de bijbehorende gronden bewerkte en de hofstede bewoonde met
zijn vrouw Willemina Geertse,
met wie hij in 1859 was getrouwd.
Na het overlijden van Pieter Willemszoon Jobse in 1902 werd de uit Biggekerke
afkomstige Jan Simonse, die echtgenoot was van Pieters dochter Leuntje Jobse,
voor een kwart eigenaar van Plantlust. Het kwart dat eigendom was van Catharina
Lourusdochter Jobse werd korte tijd eigendom van notaris mr. Jan Loeff,
alvorens het in 1906 werd verkocht aan Catharina's weduwnaar Lourus Louwerse,
die landbouwer te Vrouwenpolder was.
Op 20 november 1905 overleed Jacobus Jobse op 76-jarige leeftijd waarna
zijn vrouw de hofstede nog korte tijd bewoonde alvorens deze op 12 oktober
1906 in het openbaar werd verkocht door notaris mr. Jan
Loeff. Plantlust bestond toen uit een woonhuis, schuur, wagenhuis met
erf, tuin en vijf percelen bouwterrein. De nieuwe eigenaar van het woonhuis,
de schuur, het erf en één perceel bouwterrein
werd Hendrik Kesteloo voor f 3151,- . De overige percelen bouwterrein kwamen
in handen van de heren J. Wouterse (f 447,-), Adr. Jongepier (f 585,-),
P.A. Bakker (f 597,-) en J.A. Contant (f 566,-).
5. HENDRIK KESTELOO MET DE TILBURY
VAN DOKTER VAN DER HARST (N066)
6. PORTRET TANNETJE MAAS
Hendrik Kesteloo
(1876
-1939
), die op het dorp ook wel 'Eine' Kesteloo werd genoemd, was een zogenaamd
'keutelboertje'. Hij hield geiten en had een kwekerij met aardappelen, groente
en klein fruit.
In zijn jonge jaren (vanaf september 1891) werkte hij als koetsier in dienst
van dokter Van der Harst
en verzorgde hij als bode ook het melkvervoer van boerderijen naar de melkfabriek
in Vlissingen.
Zijn koets stalde hij in de schuur. Hij bewoonde de hofstede samen met zijn
vrouw Tannetje Maas (1875-1954)
en hun 9 kinderen die meehielpen.
Hier links staat een aantal
van hen afgebeeld voor de hofstede: Hendrik Kesteloo, Tannetje Maas en de
kinderen Mientje, Jan, Manus en Lena.
Vrijwel vanaf het begin dat Hendrik en Tannetje de hofstede betrekken is
er sprake van een klein winkeltje in het werkvertrek van het woonhuis. Hier
verkocht Tannetje kruidenierswaren zoals zeep, zout en soda en enkele etenswaren.
Het hebben van zo'n winkeltje had het voordeel dat goederen tegen gunstige
inkoopprijzen ingekocht konden worden en met een kleine winst aan derden
konden worden doorverkocht.
7. DE FAMILIE KESTELOO VOOR HOFSTEDE
PLANTLUST TE KOUDEKERKE (G001)
In 1907 voegde Hendrik weer
een deel van de oorspronkelijke boomgaard toe aan Plantlust, dat toen werd
aangeduid met adres B141. In de jaren dertig verslechterde de economie met
lagere prijzen en lonen tot gevolg. Hendrik besloot met zijn zonen Jan,
Piet en Manus tot de oprichting van een vennootschap. Zoon Jan Kesteloo
zette dit bedrijf voort en vanaf 1931 werd door hem een stuk grond aan de
huidige Prinses
Beatrixlaan gepacht van notaris
Loeff. Hierop verrees later een kassencomplex dat aan het eind van de
vorige eeuw is verplaatst naar Middelburgsestraat 83A om plaats te maken
voor de nieuwbouwwijk Koningshof.(2)
8. KINDEREN
VAN HENDRIK KESTELOO VOOR DE SCHUUR (G002)
9. RECLAMEBORD VAN NELLE
In 1936 werd
hofstede Plantlust nog gedeeltelijk vernieuwd,
vermoedelijk was er ruimtegebrek en zijn er toen twee slaapkamers op de
zolder in de schuur gemaakt. Op 6 december 1939 overleed Hendrik Kesteloo
waarna Tannetje Maas met haar dochter Lena in het linker gedeelte van het
huis bleef wonen (huisnummer 80). Haar zoon Pieter Kesteloo bewoonde inmiddels
het rechter deel van het huis dat toen huisnummer 82 had.
Tijdens de Duitse bezetting werden voedsel- en kruidenierswaren schaarser
wat uiteindelijk resulteerde in de invoering van de bon. Dit bracht zo veel
romslomp met zich mee dat Tannetje besloot te stoppen met de verkoop. Van
haar winkeltje is verder weinig bekend, alleen een oud reclamebord van 'Van
Nelle voor koffie en thee', dat decennia later in een sloot werd teruggevonden,
herinnert er nog aan.
Na de bevrijdende inundatie
van Walcheren stond de hofstede een jaar lang in het zoute water dat bij
laag water nog zo'n anderhalve meter diep was. De hofstede raakte hierdoor
onbewoonbaar en de Kesteloo's moesten noodgedwongen evacueren naar de Bevelanden.
Zoon Jan, zijn vrouw Mientje en hun kinderen bleven in Koudekerke waar ze
op de enige droge plek rond de kerk groenten teelden. Het dorpsleven ging
zo goed en kwaad als het ging door. Om het contact met de omliggende dorpen
te waarborgen werd er voor de woning van dokter Van der Harst een haventje
aangelegd. Links is de aanlegsteiger te zien die doorliep tot voorbij hofstede
Plantlust.
10. HAVENTJE KOUDEKERKE MET RECHTS
HOFSTEDE PLANTLUST 1944-1945 (A004)
11. VARKENSHOK EN UITGEBETEN
GEVEL
Toen het water verdreven
was keerde Tannetje, haar dochter Lena en de familie van Pieter Kesteloo
terug op de gehavende hofstede. De voortzetting van hun bedrijf zal lastig
zijn geweest doordat het zoute water veel had verwoest. Het dak en de oostgevel
van de schuur werden met overheidssubsidie hersteld. Het zout had echter
ook de andere muren aangetast. De gevolgen hiervan op het metselwerk werden
pas na verloop van tijd zichtbaar. Tannetje overleed tenslotte op 8 juli
1954 waarna haar zoon, tuinder Pieter Kesteloo (1908-1991), in 1955 eigenaar
werd van de gehele hofstede. Zijn zus Lena bleef het linker deel van het
huis bewonen tot haar overlijden. Pieter bewoonde het rechter deel met zijn
vrouw Johanna van de Vijver en hun kinderen.
De boerderij is oorspronkelijk gebouwd voor het houden van vee maar uiteindelijk
is deze meer gebruikt voor de land- en later vooral tuinbouw. In die tijd
werden diverse functionele aanpassingen aan het gebouw gepleegd. De noordgevel
van de schuur bevatte ooit drie varkensluiken waarvan er twee uit het gevelbeeld
zijn verdwenen door de bouw van een inpandige garage in de schuur. De authenticiteit
van zowel woning als schuur is in de loop der jaren verder verstoord door
toevoeging van nieuwe deuren, vensteropeningen en moderne raamkozijnen.
De deeldeuren in de lange gevel werden vervangen door roldeuren en de welput
werd gedempt waarop een laag bakstenen bakkeetje met plat dak werd gebouwd
(op onderstaande foto links). Iets verderop verrees een vrijstaand rookhok
waar Pieter Kesteloo voor de rijke boeren hammen rookte. Ook in de woning
is er in de loop van de jaren het nodige verbouwd. Van één
van de bedsteden van Tannetjes woonkamer werd een klein keukentje ingebouwd
welke later is verbouwd tot badkamer. In het werkvertrek is toen een nieuwe
keuken aangelegd.
12. BOERDERIJ PLANTLUST AAN DE MIDDELBURGSESTRAAT
(R108)
13. HEKPALEN BOERDERIJ
PLANTLUST (R782)
Veel grond die van oudsher
bij Plantlust behoorde werd in de loop der jaren verkocht. Johanna bleef
na het overlijden van Pieter op de hofstede wonen totdat ze tenslotte in
2005 zelf overleed.
Door omstandigheden raakte de hofstede in verval en door de dichte begroeiing
rond de hofstede werd deze ook grotendeels aan het zicht onttrokken. Zelfs
de naam van de hofstede werd niet meer gebruikt.
14. BOERDERIJ
PLANTLUST AAN DE MIDDELBURGSESTRAAT TE KOUDEKERKE (2006)
Bijna 100 jaar lang werd
Plantlust bewoond door leden van de familie Kesteloo. In 2006 werd de hofstede
door de erven Kesteloo verkocht aan de familie Van der Hoeven. Zij stelden
zichzelf tot doel om deze, met respect voor de nog aanwezige authentieke
elementen, te restaureren en ook het omliggende erf weer z'n oude charme
terug te geven. Door de langdurige inwerking van zout en diverse lekkages
in de daken was een restauratie van het casco noodzakelijk. Deze startte
in 2006 en zal nog enkele jaren in beslag nemen, (gedeeltelijk) onder begeleiding
van Stichting Landschapsbeheer Zeeland en de Boerderijenstichting Zeeland.
Deze stichtingen hebben voor sommige restauratiewerkzaamheden subsidies
beschikbaar gesteld. De meeste werkzaamheden worden door de bewoners zelf
uitgevoerd en voor specifieke klussen worden vakmensen ingeschakeld.
Het dak en de goten (met karakteristieke gootklosjes) zijn weer in oorspronkelijke
staat teruggebracht en ook het zwaar door zout aangetaste metselwerk is
plaatselijk hersteld. Een deel van de niet meer authentieke kozijnen en
andere gevelopeningen is in oude stijl hersteld en aangepast aan de comfortwensen
van deze tijd. Hierbij is de nodige aandacht besteed aan het verdekt wegwerken
van ventilatievoorzieningen. Op de plaats van het buitentoilet is een nieuwe
raamopening aangebracht. Aan de noordgevel is het enige resterende originele
varkensluik als kattenluik in gebruik genomen door de kat des huizes.
15. HOFSTEDE PLANTLUST IN 2012 (G004)
16. HOFSTEDE PLANTLUST IN 2012 (G005)
De strikte scheiding
tussen schuur en woonhuis is bij de verbouwing verdwenen en ook de hoofdentree
is van de zuidgevel naar de straatzijde verplaatst. Een deel van de schuur
is daardoor nu als woonkamer en hal in gebruik waarbij de oude houtconstructies
in het zicht zijn gebleven. De van oorsprong beschilderde witjes die in
beide woonkamers op de wanden zaten waren helaas door de eerdere eigenaren
al verwijderd en verkocht. De oude woonkamer aan de westzijde bezit nog
wel een originele bedstede is nu als studeerkamer in gebruik maar zal later
nog verder gerenoveerd worden waarbij mogelijk weer tegelwerk op de wanden
zal worden aangebracht. In de andere oude woonkamer is nu een nieuwe keuken
in oude stijl geplaatst waarbij speels gerefereerd is naar het oorspronkelijke
tegelwerk dat hier van oudsher aanwezig was. Vanuit de keuken is er een
doorbraak naar de woonkamer gemaakt. De zolders van het woonhuis herbergen
de slaapvertrekken en de zolders in de schuur worden in de toekomst nog
verder ingedeeld.
De beplanting rondom het erf, bestaande uit een zogenoemde Zeeuwse haag
(windsingel), is hersteld en tevens is er een hoogstam fruitboomgaard aangelegd
met oude fruitrassen. Ook de aanwezige sloot is in functie hersteld en hierlangs
zijn enkele knotwilgen geplant. De cultuurhistorisch interessante welput
is in 2010 hersteld. Het schuurtje dat hier overheen gebouwd was werd gesloopt
en bij het leegscheppen van de welput werden stenen, boomstronken, fietswielen,
kogels uit de Tweede Wereldoorlog, een paar emmertjes, een lepeltje, een
sleutel en heel veel scherven gevonden. De drie meter diepe welput staat
precies op de oude kreekrug en heeft ongeveer een week nodig om helemaal
vol te lopen. De putrand steekt ongeveer een meter boven het maaiveld uit.
Alle stenen onder water zijn gestapeld zodat het grondwater er doorheen
kan sijpelen. De stenen liggen in een flesvorm, een beetje bol, om de druk
van het water te kunnen weerstaan. Op de bodem van de welput is een tonnetje
ingegraven waarin het emmertje past zodat ook het laatste beetje water uit
de put kan worden gehaald. Het emmertje is via een dunne essentak en een
stuk touw verbonden aan een hefboom, die scharniert over een ingegraven
essenboom.
17. NIEUWE HEKPALEN
BIJ HOFSTEDE PLANTLUST MET INZET OUDE HEKPAAL
18. GERESTAUREERDE WELPUT
Een van de twee oude betonnen
hekpalen bevindt zich nog in de heg aan de voorkant van de straat, daar
staat ook nog de helft van de boerderijnaam op: 'lust'. Deze betonnen hekpaal
is vermoedelijk na de inundatie als vervanging van de originele houten hekpalen
neergezet. De betonnen hekpaal met de tekst 'Plant' werd kapot aangetroffen
en bleek niet meer te repareren. Inmiddels zijn twee replica teruggeplaatst
en is de naam Plantlust weer leesbaar op de hekpalen. Het houten toegangshek
dat zich oorspronkelijk tussen deze hekpalen bevond, de waterput en de houten
luiken rondom huis en schuur zullen ook nog aangepakt worden.
Meer informatie en foto's over hofstede Plantlust, de restauratie en het
erf:
www.hofstedeplantlust.nl
bronvermelding:
tekst: Sjoerd de Nooijer
afb. 1: Karel Noorlander
afb 2 en 3: Sjoerd de Nooijer
afb. 4: Gertjan van der Hoeven
afb. 5: Karel Noorlander
afb. 6: archief J. Roose
afb. 7 en 8: Gertjan van der Hoeven
afb. 9: Sjoerd de Nooijer
afb. 10: Riaan Rijken
afb. 11: CHS Provincie Zeeland
afb. 12 en 13: archief J. Roose
afb. 14: CHS Provincie Zeeland
afb. 15: Gertjan van der Hoeven
afb. 16: Gertjan van der Hoeven
afb. 17 en 18: Sjoerd de Nooijer
geraadpleegde bronnen:
- Gertjan van der Hoeven
- Roose, J. en Roose, W.P., Kent u ze nog... die van Koudekerke, Zaltbommel, 1981
- Cruyningen, P.J., van., Boerderijbouw in Zeeland, van de tiende tot de twintigste eeuw, Utrecht, 2002
- Zeeuws Archief (ZA)
- ZA, perceelsgewijze leggers (toegang 2290, inv. nr 1473-1479)
- www.zeeuwengezocht.nl
- www.krantenbankzeeland.nl
- CHS Provicie Zeeland
- website tuinderij Kesteloo