De twee boerderijen
'Groot-Lammerenburg' en 'Lammerenburg' aan de Koudekerkse Zandweg en latere
Vlissingsestraat
komen voort uit de fraaie buitenplaats
Lammerenburg van de Vlissingse koopman en reder Cornelis Lampsins (1610-1664).
De laatste bewoner van deze lusthof was Nicolaas Steengracht (1754-1840).
Nadat zijn vrouw overleed, verhuisde hij in 1795 naar Den Haag en verkocht
hij zijn buitenplaats Lammerenburg aan Leyn Francke, Laurens Verhage en
Daniël Janse. Zij lieten deze grotendeels afbreken en de tuin met bossen
rooien.
1. BUITENPLAATS
LAMMERENBURG DOOR D.W.C EN A. HATTINGA IN 1750
Alleen de twee L-vormige
bijgebouwen op het voorterrein van de buitenplaats bleven behouden (de stenen
torentjes die er tegen stonden werden wel gesloopt).
Deze bijgebouwen waren in 1772 door Jan Arends vereeuwigd en stamden deels
uit de zestiende eeuw (links) en (rechts) uit het begin van de achttiende
eeuw.
Ze werden op 10 maart 1798 verkocht aan Abraham Francke
die ze liet inrichten als twee zelfstandige boerderijen, die de namen 'Lammerenburg'
(links) en 'Groot
Lammerenburg' (rechts) kregen. De boerderijen werden hierna verkocht
en door twee verschillende families bewoond.
2.VOORZIJDE VAN LAMMERENBURG DOOR
JAN ARENDS IN 1772
De twee boerderijen
werden op het kadastrale minuutplan van 1832 aangeduid met de nummers G356
en G357 en lagen in het zogenaamde 'Koudekers Langeleen'. Het minuutplan
toont echter ook een andere boerderij die de naam 'Klein
Lammerenburg' droeg. Naast dit kleinere broertje werd na een brand in
1935 een nieuwe 'hof Lammerenburg' gesticht. Tot slot werd ook het buurtschap
dat zich in de loop der jaren rond de boerderijen vormde aangeduid met de
naam Lammerenburg, wat ongetwijfeld wel eens tot verwarring zal hebben geleid.
Om nog grotere verwarring te voorkomen wordt de verdere geschiedenis van
deze twee boerderijen hier verder per boerderij beschreven:
3. FRAGMENT KADASTRALE MINUUTPLAN
KOUDEKERKE SECTIE G 1811-1832
Boerderij Lammerenburg
De geschiedenis van de noordelijkste van de twee boerderijen, gaat mogelijk
terug tot ver in de zestiende eeuw. Uit de oudst bewaardgebleven overloper
van de Westwatering Walcheren uit 1574 blijkt namelijk dat toen op deze
plek al een oude hofstede stond, waaruit of waarbij in 1633 buitenplaats
Lammerenburg van Lampsins werd gesticht. Omdat niet precies zeker is
of de oude hofstede op deze plek als zodanig zelf bleef bestaan of dat Lampsins
deze omvormde tot zijn statige buitenhuis, is er voor gekozen hier alleen
de geschiedenis te beschrijven van de boerderij die voortkwam uit de bijgebouwen
bij de buitenplaats.
Vanaf 1806
blijkt bouwman Adam Pieterse eigenaar te zijn van de hofstede ´Lammerenburg´.
Hij was gehuwd met de eveneens uit Koudekerke afkomstige Johanna de Witte.
In de periode dat zij de hofstede bewonen is omstreeks 1850, uit noordwestelijke
hoek, de hieronder afgebeelde aquarel van de twee boerderijen gemaakt. Hierop
is ´Lammerenburg´ prominent in beeld. Links zijn het woonhuis
met de bakkeet te zien en rechts daarvan ziet u met het donkere dak, de
stalling met daarachter de stal. Het pad dat voor de beide boerderijen langs
liep, is niet de Vlissingsestraat
maar een eigen weg die der erven met elkaar verbond. De naam van de schilder
bleef onbekend.
Na het overlijden van Adam Pieterse
op 20 juni 1959 werden de inboedel en beesten van de boerderij openbaar
verkocht.(1)
Zijn twee ongehuwde zonen Pieter en Andries Pieterse werden hierna ieder
voor de helft eigenaar van de boerderij, die toen met adres B67 werd aangeduid.
Een derde zoon van hem, Jan Pieterse huwde met Neeltje Adams.
Op 3 juni 1892 overleed op 75-jarige leeftijd de alleenstaande Andries.
Zijn eveneens ongehuwde broer Pieter bleef hierna als enige eigenaar op
de boerderij achter.(2)
Hij behaalde de respectabele leeftijd van 83 jaar en overleed tenslotte
op 6 februari 1899.
4. HOFSTEDE (GROOT)
LAMMERENBURG TE KOUDEKERKE OMSTREEKS 1850 (S003)
In 1899 wordt bij legaat
de dan 59-jarige landbouwer Adam Janszoon Pieterse als nieuwe eigenaar van
de boerderij aangewezen. Hij was de zoon van de eerder genoemde Jan Pieterse
en Neeltje Adams en dus een volle neef van de overleden Pieter Pieterse.
In de periode 1899-1911 blijkt landbouwer Piet Kasse op de hofstede te werken.
Van hem is een foto bekend, gemaakt op de naburige hofstede 'Klein
Lammerenburg' (zie foto)
Adam Janszoon Pieterse was getrouwd met Adriana Louwerse die na het overlijden
van haar man in 1911 eigenaar van de boerderij werd. Landbouwer Pieter de
Pagter zal vanaf dat moment de bedrijfsvoering hebben overgenomen. In eerste
instantie als pachter en vanaf 1924 als eigenaar.
Na bemoeienis van de Provinciale Zeeuwse Schoonheids- en Archeologische
Commissie werd de monumentale zeventiende-eeuwse schuur, die reeds in zeer
slechte staat verkeerde, op 4 mei 1921, in foto's en enkele pentekeningen
vereeuwigd, alvorens deze werd gesloopt.(3)
In 1922 werd de schuur vervangen door een nieuw exemplaar welke ten westen
van de oude schuur werd gebouwd. Op de tekeningen van door P. Pelle, zijn
de bijzondere muurbeëindigingen in de topgevel van de oude stal te
zien die stammen uit de tijd dat dit gebouw deel uitmaakte van buitenplaats
Lammerenburg. In die tijd bevond zich tussen de twee L-vormige gebouwen
een poort die toegang bood tot de buitenplaats. (zie ook foto's S006
en S008).
5. SCHUUR
' LAMMERENBURG' TE KOUDEKERKE (4-5-1921) (S007)
6. DETAIL METSELWERK (4-5-1921)
(S008)
In 2012 werd Jaco Simons
een achttal A4-tjes toegestopt door de inmiddels overleden Vlissingse oud-huisarts
de heer Ad van Dijk. De tekstuele inhoud betrof een verhaal van één
van de dochters uit het gezin van Pieter de Pagter en Jacoba van Keulen,
mogelijk Jacomina de Looff-de Pagter. Zij heeft haar verhaal vermoedelijk
in of net na 1935 geschreven naar aanleiding van een brand die de boerderij
in dat jaar heeft verwoest. De tekst geeft desondanks prachtig weer hoe
de boerderij er voor die tijd uit gezien moet hebben en is enigszins bewerkt
om de leesbaarheid te bevorderen:
"Aan
de straat stond een groot en een klein hek. Op het grote, witte hek stond
met zwarte letters ’Lammerenburg’. Als je het hek open deed,
was er een lange ’baan’ [toegangspad],
met aan weerszijde een ligusterhaag en ervoor stonden elk voorjaar blauwe
bloemen; ik meen dat het hyacinten waren. Halverwege, aan de rechterkant
stond de schuur, die in 1922 was gebouwd [op de foto hieronder ziet
u de toestand met oude schuur omstreeks 1920]; dan
het varkenshok en het hondenhok met de waakhond. Aan het einde van de baan
stond het huis met de grote zware voordeur met de koperen knop en het raam
van het kelderhuis. Rechts het wagenhuis. Dat gedeelte was nog overgebleven
van de oude schuur.
7. DE BAAN NAAR HOFSTEDE
'LAMMERENBURG' OMSTREEKS 1920
8.MINUUTPLAN G02 1878 (BIJGEWERKT
TOT 1923)
Links
stond het schuurkot, waar de melkbussen en de emmers in stonden. Achter
het huis was het toilet en het zandkot. Vóór de bakkeet [bakhuisje]
stond een grote boom, met daaronder de welput [zoetwaterput]
met een lier. Daarmee kon je een emmer water putten. Later is er een pomp
opgezet. Daarnaast lag de schuur waar het melkgerei werd opgeschuurd.
In de boom zaten uilen. In de zomer hadden ze jongen. Overdag zag je ze
niet, maar ’s avonds kwamen ze voor de dag. Als het donker was, dan
was het een geroep en vlogen ze uit de boom om voeding voor de jongen te
zoeken. Ik vond er, toen ik kind was, iets geheimzinnigs aan en durfde niet
alleen naar buiten. Aan de linkerkant van het hof lag de boomgaard. Als
wij zin in een appel of peer hadden, gingen wij er één halen.
Lekker toch, zo rijp van de boom? Ik wandelde graag door de boomgaard. Ik
weet nog wat er allemaal in stond. Aan de kant stonden winterperen, die
ook als windscherm dienden. Verder sterappels, bergamot, goudrenetten, zoete
appels, suikerperen en ook nog een soort waarvan ik de naam vergeten ben.
Het was mijn paradijs. Vóór de boomgaard was de mangelput
en aardappelput. Als die in de zomer leeg was, zetten mijn broers twee stokken
aan de kant met een touw en een ring eraan. Dan gingen zij ringrijden. Ik
zou op een zondag ook eens meedoen. Ik zou met een stok in mijn hand het
ringetje er af steken, maar ik bleef met mijn gouden krul met strik in het
touw hangen. Mijn strik was kapot. Wat was mijn vader boos op mij. Bij de
goudsmid is die gemaakt. Mijn strik is gestolen, vijf jaar geleden.
Rechts achter het wagenhuis stond nóg een aardappelkelder. Als ik
om een maaltje moest, om te schillen, vond ik het daar een beetje spookachtig.
Er kropen hagedisjes in. Die leefden daar in de vochtige ruimte. Nu dan
het huis aan de binnenkant. Als je de zware voordeur opendeed, zat er aan
het slot een grote sleutel en onder en boven een grote grendel. Dan kwam
je in de gang met de blauwe plavuizen. Er was een trapje aan de achterkant.
Zo kon je naar de zolder. Links was er een schuifdeur en ook blauwe plavuizen
op de vloer. Daar was het haardvuur met daarnaast de houtbak en daarboven
de oven. Elke week bakten we 10 à 12 broden in van die grote rechthoekige
broodblikken. Boven het haardvuur hing aan een ketting de zwarte ronde waterketel.
Er lag een grote ijzeren plaat voor de haard, die lekker warm was. In het
najaar, met de regen, kon je er je voeten warmen als we nat en koud ’van
de koeien’ kwamen.
In de zomer woonden wij trouwens in de bakkeet; in de winter in het grote
huis. Rechts van de gang was het kelderhuis. Daar stonden in een hoek melkbussen
die we niet nodig hadden. Daarnaast een tafeltje met petroleumstellen en
dan een rek met potten en pannen en poetsgerei. Aan de muur hingen haken
om de jassen op te hangen. We hadden door heel het huis petroleumlampen.
Grote en kleine. Dan was er een kleine gang met aan de linkerkant de kelderdeur
en drie treden. Als je die deur open deed, was er een grote kelder met boorden
en ook blauwe plavuizen op de vloer. Het ronde gewelf en de zijkanten waren
witgekalkt. Als de kelderdeur dicht was, ging je een trapje op en was je
in de ’opkamer’. Dat was de kamer van de dienstbode. Rechts
was een trap naar de zolder met de bedstede voor de knecht.
Nu weer naar beneden. Daar had je de deur naar het grote huis. Daar waren
twee bedsteden en keek je door de ramen op het plein en op het hof van de
buren Aarnoutse, aan de achterkant. Er waren in de kamer blauwe, met wit
bewerkte tegels. Allerlei soorten mannen en vrouwen hingen in tegelvorm
boven de schoorsteen; een vogel in een kooitje hing boven de schouw. Hier
stookten wij in de winter een kolenkachel met twee ovens er in. Als mijn
vader [Pieter de Pagter] in zijn krukstoel zat,
stak hij zijn koude voeten in de oven. In de hoek hing een gebloemd gordijn.
Daar was vroeger de deur naar de schuur. Die werd later dichtgemetseld,
toen in 1922 de nieuwe schuur werd gebouwd. In het midden van de kamer stond
de tafel; de stoelen stonden aan de kant. Er stond ook een kabinet met vijf
bekers er op.
Dan was er een deur naar de mooie kamer. Daar waren bruinrode tegels aan
de muur. De kamer was ook in die kleur geschilderd. Ik herinner mij de deur
en de vensters (blinden) en de kast met de mooie glazen en porseleinen dingen.
Er stond ook een kabinet met kommen er op. Daarin zaten mijn vaders kleren
en spullen. Dan stond er nog een bureau met een mooi stel bekers er op.
Dan nog een kast. Erop stond mijn pop in een klein kastje. Die pop heb ik
nog. Die heb ik van mijn overgrootmoeder gekregen. Het zal nu wel meer dan
100 jaar geleden zijn, toen zij de kleertjes heeft gemaakt en de kraaltjes
heeft gesnoerd.
Het huis aan de achterkant. Achter de bakkeet en het schuurhok was eerst
het zandkot, dan de wc, daarachter stond het grote fornuis en een grote
ronde ijzeren pot met deksel. Daarin kookten wij ’s maandags het waswater.
Het was dan wasdag. ’s Middags moest ik daar kleine aardappels in
koken voor de varkens. Als ze gaar waren pelde ik er een paar en met wat
zout erop smaakten ze goed. Als je jong bent en je moet veel werk doen,
lust je dat wel.
Door het paadje
kwam je langs het kelderraampje en het raam van de opkamer. Dan was er de
deur naar het plein.
Daar stond het kippenhok en het eendenhok. Er stonden twee notenbomen. Er
lag ook vaak een stapel hout van de gerooide en gezaagde bomen. Op oude
foto’s kun je dat nog zien.
Op de foto [zoals deze hier links uit ca 1915-1925]
staat de oude schuur nog en kun je de ramen zien van het grote huis. Tegen
de muur stond een druif.
9. ACHTERKANT VAN HET HUIS EN DE
SCHUUR OMSTREEKS 1915-1925
Dan
weer terug naar het paadje. Daarlangs was de groentetuin, dan een sloot,
de scheiding tussen het land van de buren en ons land. Daar begon de vijver
langs het land naar de weiden. Daar was ook de drooglijn voor het wasgoed.
Nog even terug naar de schuurstraat. Daar stond een rek met boorden. Dat
noemden wij de teeltuin. We legden er de geschuurde emmers en potten en
pannen en ’s maandags de geschuurde klompen op om te drogen. Teel
betekent teil. We hadden van die grote ronde, rode teilen. Ze waren geglazuurd.
De schuur
was in 1922 herbouwd en brandde in juli 1935 af. Dat is gekomen, doordat
twee kinderen van vijf jaar met lucifers gespeeld hadden. Het waren broertje
Lein en Willem Aarnoutse, een buurjongen die schuin tegenover ons woonde
aan het begin van de Paauwenburgse baan, op een klein boerderijtje [zie
onderstaande kaart]. Het grote hof
Paauwenburg stond aan het einde van die lange baan. Als je onze schuur
binnenkwam, was er eerst de paardenstal met vijf plaatsen voor de paarden.
Dan was er een gang en dan de koeienstal met twaalf bochten voor de koeien
die twee aan twee stonden. In die gang hingen jassen en stonden werkschoenen,
klompen en laarzen.
10. LINKS DE OUDE SCHUUR
VAN HOFSTEDE 'LAMMERENBURG' OMSTREEKS 1900
De
waterpomp voor drinkwater was voor de koeien. De kinderen hadden lucifers
uit een jaszak gehaald en waren naar boven geklommen op de tilt, boven de
koeienstal. Daar hadden zij in het stro een vuurtje gemaakt. Dat had ontzettend
grote gevolgen. Ze waren bang geworden en zijn naar beneden gegaan en weggerend.
Uren later kwamen zij weer voor de dag. Toen wisten wij pas wat ze gedaan
hadden. Het was op een zaterdagmiddag. Het was prachtig weer. Mijn vader
was met broer Simon om voerhooi naar de Groeneweg. Daar hadden wij nog twee
hectare weiland. Nu is dat de Galgeweg, meen ik, waar die grote huizen staan
[Moesbos, Der Boede]. Wij zaten in de bakkeet.
Ik was mijn kralen aan het rijgen. Het werd ineens donker. Ik keek naar
buiten en riep vol ontzetting: “De schuur staat in brand!" We
zijn naar buiten gerend en moesten machteloos toezien dat de schuur afbrandde.
11. TOPOGRAFISCHE
KAART 1925 MET AANGIFTE VAN 'LAMMERENBURG' EN DE RESTANTEN VAN DE TUIN BIJ
DE BUITENPLAATS
Achter
het hof waren drie weiden. De voorste wei, de troenkwei [wei met
wilgen] en de kommewei [vijver met komvorm].
De laatste noemden wij zo omdat er in het midden een grote ronde waterput
lag. Het was zoet water, want de koeien, schapen en paarden hadden zodoende
drinkwater. Het was er heel mooi, want in die put groeide riet, gele lis
en waterplanten waar de kikkers een goed leven hadden. ’s Morgens
vroeg, als mijn vader en ik de koeien zaten te melken, was het een gezang
van belang. Af en toe kwam er eens een reiger om een visje te verschalken
of een paling misschien.
Aan de kant tussen de kommewei en de troenkwei groeiden hoge braam struiken.
Er hingen zoveel bramen in, dat het er zwart en blauw van zag. Er is menig
braampje geplukt. En bossen gele lis gesneden. We hadden er wel een paar
natte voeten voor over, want ze stonden vanzelf in het water. In de troenkwei
stonden de wilgen in rijen. Daar waren wilde eenden en duiven en hadden
nesten in de wilgen. Daar was het een gekoer van duiven en gekwek van eenden.
Aan de andere kant was de vijver waarin waterhoentjes zwommen. De koeien
liepen er niet zo graag; het gras was daar niet lekker genoeg onder die
bomen. Het was niet zo’n grote wei. In de winter werden er een paar
rijen geknot en werden er musterds [het fijnste hout dat bij het
knotten vrijkwam] van gemaakt. Die musterds stookten
wij in de oven en in het haardvuur in de bakkeet.
In de voorste wei stond rechts, vanaf de dam en het kleine hekje, ook een
rij wilgen. En dan schuin naar beneden, naar de vijver. Daar groeide riet
en er lag eendenkroos op het water. Links bij het hek stond een grote notenboom.
In het najaar hingen er veel noten aan. We hebben menige noot geknuppeld.
Ze smaakten heerlijk. De kraaien lustten ze ook, dus we gingen kijken of
er onder de boom lagen. Als het warm was lagen de koeien in de schaduw.
Aan de kant van de wei stonden veel meidoorns en wilde roosjes. Als die
bloeiden, was dat een prachtig gezicht. Ik plukte wel eens een wilde roos
of bloeiende meidoorn. Er zaten merels, lijsters en andere vogeltjes in
te broeden. Ik was boos als de jongens de eitjes uit de nestjes haalden.
Ik hou van de natuur, van alles dat leeft en groeit en bloeit. In de wei
groeide gras en klaver, pinksterbloemen en boterbloemen. Dat lustten de
koeien niet, dus die lieten ze mooi staan. Ook stonden er madeliefjes. Daar
kon je een mooie krans van maken. Dat deed ik als kind graag. Aan de kant
tegen de kommewei was een laagte. In de winter konden wij er schaatsen.
In 1944 is alles verwoest door die waanzinnige
oorlog.”
12. BRAND IN DE NIEUWE SCHUUR VAN
'LAMMERENBURG' OP 25 JULI 1935
13. LUCHTFOTO OMSTREEKS
1970 (S001)
Bij de brand
op 25 juli 1935 gingen niet alleen de nieuwe schuur en de daarin opgeslagen
25 ton hooi verloren. Ook drie kalveren en drie geiten vonden de dood. Verder
werden de landbouwwerktuigen, vier rijwielen en een veerwagen vernietigd.
Zoon Lein de Pagter en buurjongen Willem Aarnoutse die een vuurtje hadden
gestookt in de schuur meldden trouwhartig "we
hebben nog geprobeerd om het uit te piesen". Tijdens de bluswerkzaamheden
door de toegesnelde brandweer bleek ook onvoldoende bluswater voorradig
te zijn, maar kon het aangrenzende woonhuis net voldoende nat gehouden worden
zodat het gespaard bleef.(4)
De verzekering dekte de schade en in 1935 kocht het gezin een voormalige
boomgaard aan de Zuidbeekseweg waar ze een nieuwe boerderij lieten bouwen
die wederom de naam 'hof Lammerenburg' kreeg. Na de sloop van de grotendeels
afgebrande boerderij van Piet de Pagter werd de grond verkocht aan timmerman
en aannemer Jan Geldof. Hij liet aan de Vlissingsche weg enkele woonhuizen
bouwen en op de plek van de voormalige boerderij verrees een nieuwe moderne
schuur.
Later zijn er op het terrein nog meer schuren gebouwd zoals te zien is op
de hiervoor getoonde luchtfoto uit circa 1970 die door Ad van Dijk ter beschikking
werd gesteld. De vijver in de kommewei waarover de boerendochter schreef,
was een restant van een ronde vijver uit de tuin van de vroegere buitenplaats
die zelfs toen nog zichtbaar was.
De familie De Pagter verkocht boerderij 'Lammerenburg' in 1950 aan de Vlissingse
huisarts Albertus Staverman, die het op zijn beurt in 1952 doorverkocht
aan Sara Klaasen, groentenhandelaarster uit Terneuzen. Het huis heeft de
stedelijke uitbreidingen doorstaan, de bijbehorende schuur moest, net als
'Groot Lammerenburg' en 'Klein Lammerenburg' wijken voor de uitbreiding
van de wijk Rosenburg.
Boerderij
Groot Lammerenburg
De boerderij die 'Groot Lammerenburg'
werd genoemd was qua opzet het spiegelbeeld van hofstede 'Lammerenburg',
alleen het woonhuis was iets kleiner en anders georganiseerd. Ook deze boerderij
had een eigen baan die vanaf de Vlissingsestraat
de boerderij ontsloot, zoals te zien is op onderstaand fragment van het
kadastraal minuutplan uit 1832, waarop de hofstede werd aangeduid met G357.
Aan het begin van de negentiende eeuw was bouwman Antonie Kooman eigenaar
van deze boerderij
die hij bewoonde met zijn vrouw Maria Vogel. Zij kregen alleen een dochter
die in 1833 overleed.
Zo was er geen erfopvolger wat vermoedelijk
de reden van de openbare verkoping was die op 26 mei 1841 werd georganiseerd
door notaris Jan Loeff.
Uit advertenties die voorafgaand aan de verkoping in de Middelburgsche Courant
werden gepubliceerd valt af te leiden dat de hofstede toen bestond uit een
huis, schuur, stalling, bakkeet en verdere opstal. Het geheel had een omvang
van 4 bunders en 59 roeden aan erf, wei- en bouwland, boomgaard en bos.(5)
Opmerkelijk voorwaarde bij de verkoop was dat het woonhuis pas vanaf maart
1842 kon worden betrokken en dat de rest van de hofstede pas na 1 mei 1842
mocht worden gebruikt.
14. FRAGMENT KADASTRALE MINUUTPLAN
KOUDEKERKE SECTIE G 1811-1832
De Vlissingse landbouwer
Pieter Pouwer werd de nieuwe eigenaar van hofstede 'Groot Lammerenburg'
op adres B30. Hij was gehuwd met de West-Souburgse Maatje Janse en had een
zoon en dochter. Enkele jaren na de aankoop van de boerderij, in 1845, overleed
hun enige zoon Pieter Pouwer op 20-jarige leeftijd. Hun dochter Elisabeth
Pouwer huwde in 1846 met landbouwer Janis Aarnoutse.
Op 17 december 1864 overleed Janis op 39-jarige leeftijd en kort hierna,
op 1 maart 1865, overleed ook Elisabeth's moeder Maatje Janse. Vader en
dochter bleven beiden zonder echtgenoot achter en zodoende besloot Elisabeth
met haar kinderen bij haar vader op de boerderij in te trekken. Haar zoon
Janis Aarnoutse, die kort voor het overlijden van zijn vader was geboren,
groeide op de boerderij op en nam enige tijd na het overlijden van zijn
opa Pieter Pouwer (op 14-03-1890) de boerderij over. Zijn moeder bleef tot
1905 op de boerderij wonen, toen haar kleinzoon Janis Janiszoon Aarnoutse
eigenaar van de boerderij werd. Zijn huwelijk met Adriana Barentsen leverde
elf kinderen op.
In 1925 werd er 'herbouw' in de perceelsgewijze leggers bijgeschreven. Onduidelijk
is welk deel van de boerderij werd herbouwd, vermoedelijk een deel van de
woning om het grote gezin beter te kunnen huisvesten. In 1935 werd 'Groot
Lammerenburg' opgeschrikt door een brand in de schuur van het naburige 'Lammerenburg'.
De schade bij de familie Aarnoutse bleef gelukkig beperkt.
Janis Janiszoon Aarnoutse overleed op 21 augustus 1937, kort nadat hij grond
aan de Vlissingsestraat
had verkocht aan de Vlaardingse arts dr. Pieter Gilles Kousemaker, die er
vervolgens drie huizen liet bouwen. "Dàt
kunnen we zelf ook!", moet Adriana Barentsen gedacht hebben
want in 1938 liet zij een bouwterrein aan de Vlissingsestraat
van haar boerderij afsplitsen waarna er nog eens vier woningen verrezen
en de boerderij verder aan het zicht vanaf de Vlissingsestraat werd onttrokken.
15. FRAGMENT
TOPOGRAFISCHE KAART 1972 MET AANGIFTE VAN HOFSTEDE GROOT LAMMERENBURG
Kort hierna werd haar zoon
Leunis eigenaar van de boerderij die zowel de Tweede Wereldoorlog als de
hierop volgende inundatie doorstond. De kwaliteit van de boerderij ging
in de jaren erna hard achteruit. De boerderij bevond zich toen inmiddels
al niet meer op Koudekerks grondgebied want in 1966 werd het buurtschap
Lammerenburg bij Vlissingen gevoegd en in 1969 werd de Vlissingsestraat
hernoemd tot Gebrandystraat.
De uitbreidingen van de stad Vlissingen slokten in de jaren erna steeds
meer gronden rond de boerderij op waarna deze tenslotte in 1977 zelf moest
wijken voor de stedelijke uitbreiding. De laatste bewoners van Groot Lammerenburg
waren Leunis en Marinus Aarnoutse. Onderstaande foto's, die beschikbaar
zijn gesteld door het Gemeentearchief Vlissingen tonen de boerderij vlak
voor deze gesloopt werd. Hierop is duidelijk te zien dat ook deze boerderij
net als zijn noordelijke broer bijzondere metselwerkdetails bevatte. (zie
ook foto's S006
en S008)
16. DE RESTANTEN VAN
HOFSTEDE 'GROOT LAMMERENBURG' OP MAART 1977
17. TOPGEVEL 'GROOT
LAMMERENBURG' (1977)
De hiernaast afgebeelde
kleurendia is mogelijk de allerlaatste afbeelding die van de boerderij is
gemaakt. Hij werd beschikbaar gesteld door huisarts Ad van Dijk. Met de
sloop in 1977 verdween het laatste gebouw van de voormalige buitenplaats
Lammerenburg. Door de bouw van de Vlissingse wijk Rosenburg verdwenen
vervolgens ook de restanten van de vijvers uit het landschap. Nu herinnert
slechts de naam van een speeltuin en het wijkje Lammerenburg aan de buitenplaats
waar de boerderijen Groot Lammerenburg en Lammerenburg uit voort kwamen.
Tussen de huisnummers 64 en 68 ligt nog wel een paadje dat vroeger het toegangspad
was naar de hofstede.
Zoals eerder werd vermeld was er in de Zuidbeekseweg
ook nog een boerderij Klein
Lammerenburg. Deze werd begin 20e eeuw bewoond door Jan Koole. (6)
18. BOERDERIJ GROOT
LAMMERENBURG TIJDENS DE SLOOP (S004)
bronvermelding:
tekst: Sjoerd de Nooijer
afb.1: atlas hattinga, deel 8, 1750
afb.2: Jan Arends, 1772
afb.3: minuutplan G, 1811-1832
afb.4-6: Ad van Dijk
afb.7: beeldbank GV FA30130
afb.8: minuutplan G02, 1878-1923
afb.8: beeldbank GV FA11642
afb.9: archief Jan Roose
afb.10: beeldbank GV FA6159
afb.11: archief Jan Roose
afb.12: topografische kaart 1925
afb.13: minuutplan G, 1811-1832
afb.14: topografische kaart 1972
afb.15: beeldbank GV FA6762
afb.16: beeldbank GV FA6763
afb.17: Ad van Dijk
geraadpleegde bronnen:
- Roose, J. en Roose, W.P., Ons dorp Koudekerke, 1930-1960, Klaaswaal, 1993
- Broeke, M. van den, Buitenplaatsen op Walcheren, leven en werk van Jan Arends, 1738-1805, Amersfoort, 2001
- Simons, J., Klaver Vier; wijkkrant voor Paauwenburg (jaargang 18 nummer 3 en 4), Vlissingen 2012
- Ad van Dijk
- Jaco Simons
- Elizabeth Kaboord van Vlaanderen
- Zeeuws Archief (ZA)
- Atlas Hattinga, Kaart van Walcheren [blad 8], (1750), (ZA inv. nr. 23)
- Kadastrale minuutplans 1878, 1923 en 1941 (ZA)
- Overlopers/Vergaarboeken uit Polder Walcheren (ZA inv.nr. 933)
- Handschriftenverzameling Rijksarchief Zeeland (ZA inv.nr. 1205)
- Perceelsgewijze kadastrale leggers (ZA inv.nrs. 1473-1479)
- Geboorteakten Koudekerke 1811-1909 (ZA)
- Huwelijksakten Koudekerke 1811-1934 (ZA)
- Overlijdensakten Koudekerke 1811-1959 (ZA)
- Gemeentearchief Vlissingen (GV)
- www.kranten.kb.nl
- www.krantenbankzeeland.nl
- www.zeeuwengezocht.nl
- www.watwaswaar.nl