Al 500 jaar beschermen ze
tegen de zee, de houten paalhoofden voor de kust van Walcheren. Deze zwarte
palissaden, zoals de dichter Jan Prins ze noemde, zijn door de provincie
Zeeland tot monument verklaard en zijn een van de elementen in het landschap
die de identiteit van Zeeland bepalen. Rond de paalhoofden is een zuiver
maritiem ecosysteem ontstaan, door de stroming, maar ook door de aanwas
van zeepokken en mosselen. Bij de paalhoofden zijn zeebaars, geep, ansjovis,
pieterman, fint en harder te vinden. Op de zeebodem tussen de palen vind
je grove kelp en aan de palen groeit fijn wier. De bodemstructuur is door
de stroming ruw en gegolfd, in tegenstelling tot de normale Noordzeebodem,
die vlak is. De stroming tussen de palen veroorzaakt ondiepten en kreken
en zorgt voor een goede dynamiek. Het bodemleven is dan ook zeer gevarieerd,
naast krabben, zeewormen, garnalen en Noordzeekreeft, zijn de kreken een
kraamkamer voor jonge (plat)vis.
2. PAALHOOFDEN OP HET
STRAND BIJ DISHOEK
De rijen palen waren er
al rond 1540, toen de inwoners van Westkapelle de vorst om een dijk vroegen,
om hun kant van het eiland te versterken. Ter bescherming van deze dijk
werden rijen palen haaks op de kust in het zand geplaatst. Sinds die tijd
zijn de rijen uitgebreid over de rest van de Walcherse kust. Na een hevige
storm in 1730 bleken veel palen te zijn afgebroken door het destructieve
werk van de paalworm. De opmars van de paalworm is later door impregneren
tot staan gebracht. Een groot aantal paalhoofden werden vernoemd naar de
notabelen die de plaatsing mogelijk hebben gemaakt. Het meeste hout voor
de palen kwam uit de bossen van de Ardennen. De palen dienden niet alleen
ter bescherming van de dijken en om het zand vast te houden, maar ook legde
men er boten aan vast. In 1874 telde de westkust van Walcheren 119 paalhoofden,
momenteel zijn dit er zelfs 137(1).
Tussen de hoek van de Nolle en Dishoek ligt onder de huidige duinregel een
oude zeedijk. Bij de storm van 16 november 1966 zijn restanten van die dijk
te voorschijn gekomen. We treffen daar een wisselwerking aan van periodieke
duinaanwas en duinafname, hetgeen uit het volgende moge blijken: In 1815
was de Westwatering, van Vlissingen tot Zwanenburg, dat is tot ca 700 m
noordwest van Vlissingen, in zeer bedreigde toestand. Er waren toen geen
noemenswaardige oevergronden boven de laagwaterlijn buiten de dijk. Maar
in 1854 rapporteert men dat op hetzelfde traject ca 300 m dijk „tot duin
is overgegaan". Als oorzaak werd genoemd het afnemen van de zandplaat Elleboog
en het opkomen van een zandplaat langs de oever. Ook werd het verlagen en
opruimen der hoge paalhoofden en het vervangen door lage rijshoofden als
gunstig voor die ontwikkeling aangemerkt. Maar bij de storm van 15 november
1856 kwam het oude kleidijkje bij de Vijgeter weer te voorschijn.
Sinds de voltooiing van het Deltaplan in 1990 wordt de kust systematisch
op sterkte gehandhaafd door middel van zandsuppleties die elke 3 a 4 jaar
herhaald worden zodat de door de overheid vastgestelde basiskustlijn gehandhaafd
blijft. Zandsuppletie is een goede manier om het strand te beschermen, toch
is het niet voldoende om de kust te beschermen tegen een superstorm die
eens in de 4000 jaar kan voorkomen. De stijgende zeespiegel en grotere golfbelasting
op de kust maken maatregelen noodzakelijk om de veiligheid in de toekomst
te kunnen blijven waarborgen. Daarom is een deel van de zeewering van Walcheren
door het Rijk aangewezen als prioritaire zwakke schakel. In de buurt van
Koudekerke bevindt zich zo'n urgente zwakke schakel, namelijk de dijk vanaf
de Nolle tot de Vijgheter. Dit kustvak wordt in de periode 2006-2020 aangepakt.
Een specifiek probleem vormt het Oostgat, de diepe vaargeul pal onder de
kust waardoor veel zanderosie plaatsvindt.
3. ZWAKKE SCHAKELS WALCHEREN
Uit onderzoek bleekkt dat
de waterkering bij het kustvak Nolle-Westduin niet breed en hoog genoeg
was. Het Waterschap versterkte daarom dit kustvak en tevens werd de ruimtelijke
kwaliteit van het gebied verbeterd. De dijk werd overslagbestendig, de duinen
werden verbreed en aan de zeezijde werd de steenbekleding verbeterd. De
duinen werden tussen de veertig en tachtig meter breder dan voorheen. Dat
werd gedaan door zo’n 550.000 m3 zand uit zee te halen. Dit zand ging via
een leiding over de duinen heen naar de landzijde. De Nolledijk kreeg een
stevige, nieuwe bekleding van asfalt aan de binnenkant zodat de dijk overslagbestendig
werd. Het asfalt werd afgedekt met een laag zand zodat de dijk het aanzicht
kreeg van een normaal duin. De kustweg Zwanenburg en de duinovergangen verdwenen
onder de dijk en duinen en werden vervangen door nieuwe dijkovergangen,
voet- en fietspaden en enkele nieuwe parkeerterreinen.
4. KUSTVERSTERKING
BIJ WESTDUIN (15-3-2009)
De duinvoet verschoof door
de kustversterking bij Westduin 65 tot 100 meter verder het land in. En
dan gingen de duinen daar ook nog eens de hoogte in. Om een zo groot mogelijke
steun voor deze enorme ingreep te krijgen, mochten veel mensen meedenken
en meepraten. De plannen zijn gemaakt in overleg met de gemeenten Vlissingen
en Veere, met belangenorganisaties, ondernemers en omwonenden. Door het
rooien van de bomen ging een deel van het bos verloren. Ter compensatie
werd een nieuw natuurgebied gecreëerd dat aansloot op het dorpsbos
Dishoek. Er werd ongeveer twee keer meer geplant dan er gerooid werd.